
Belofte
Terwijl ik mijn laatste reisverslag in de boekenkast zet, valt mijn oog op een verkleurd plakboek. Ik kan de verleiding niet weerstaan. ‘De grote dag is aangebroken! Toen ik mijn pyjama voor mijn spijkerbroek verwisselde, wist ik het weer: Parijs, het magische oord, wordt over enkele uren, pure werkelijkheid!’ Zo begint het eerste reisverslag dat ik ooit schreef.
Ik ben zestien jaar. De vijfde klas van Prinses Juliana Scholengemeenschap gaat op reis. Drie bussen vol uitgelaten scholieren met torenhoge verwachtingen. Velen van ons zijn nog nooit over de landsgrenzen geweest, laat staan zonder het wakende ouderlijke oog de wijde wereld ingetrokken. Hoe anders was die tijd.
Tijdens de reis vergaap ik me op het voorplein van de Notre Dame aan de beeldengroepen boven het voorportaal. De middeleeuwse waterspuwers aan de gevel staren me indringend aan. Bij binnenkomst maken de rozetvormige glas in loodramen en het altaar zo’n verpletterende indruk op mij, dat ik het fotograferen overlaat aan iemand anders. De gebruiksaanwijzing van de hypermoderne fotocamera van mijn vader, is even abracadabra voor mij. Ik verlies op slag mijn hart aan dit kolossale bouwwerk.
In het plantsoen achter de kerk, met tientallen duiven aan mijn voeten, verlies ik mijn hart voor de tweede keer. Ik bekijk een van mijn klasgenoten opeens met andere ogen.
Parijs 1975. Het waren onvergetelijke dagen.
Zo jammer dat deze prachtige kathedraal op de Île de la Cité in 2019 totaal werd verminkt. Tweehonderd jaar geschiedenis ging binnen enkele uren verloren. Ook de drôleries van de Galerie des chimères aan de westelijke gevel, ooit door ambachtslieden aangebracht ter afschrikking van het kwaad, konden de demonen van het vuur niet tegenhouden.
Ik blader verder door het oude plakboek en zie tientallen vervaagde foto’s waaronder foto’s van de Lieve Vrouwe in haar gloriedagen. Soms wens ik, dat ik beelden zou kunnen bevriezen om ze te beschermen tegen de achterbakse streken van de tijd. Schoonheid en gebrokenheid liggen vaak onbegrijpelijk dicht bij elkaar.
Parijs blijft trekken. Ruim een jaar geleden was ik er voor de zoveelste keer. Vanaf een brug over de Seine zag ik, kilometers verderop, het silhouet van Onze Lieve Vrouwe in de steigers staan. ‘Krak’, zei mijn hart.
Ik haat ramptoerisme en ter plekke deed ik de oude dame een belofte: ‘Pas als u uw waardigheid terug heeft, kom ik uw wederopstanding vieren!’ Beloofd is beloofd.
Ik ben zestien jaar. De vijfde klas van Prinses Juliana Scholengemeenschap gaat op reis. Drie bussen vol uitgelaten scholieren met torenhoge verwachtingen. Velen van ons zijn nog nooit over de landsgrenzen geweest, laat staan zonder het wakende ouderlijke oog de wijde wereld ingetrokken. Hoe anders was die tijd.
Tijdens de reis vergaap ik me op het voorplein van de Notre Dame aan de beeldengroepen boven het voorportaal. De middeleeuwse waterspuwers aan de gevel staren me indringend aan. Bij binnenkomst maken de rozetvormige glas in loodramen en het altaar zo’n verpletterende indruk op mij, dat ik het fotograferen overlaat aan iemand anders. De gebruiksaanwijzing van de hypermoderne fotocamera van mijn vader, is even abracadabra voor mij. Ik verlies op slag mijn hart aan dit kolossale bouwwerk.
In het plantsoen achter de kerk, met tientallen duiven aan mijn voeten, verlies ik mijn hart voor de tweede keer. Ik bekijk een van mijn klasgenoten opeens met andere ogen.
Parijs 1975. Het waren onvergetelijke dagen.
Zo jammer dat deze prachtige kathedraal op de Île de la Cité in 2019 totaal werd verminkt. Tweehonderd jaar geschiedenis ging binnen enkele uren verloren. Ook de drôleries van de Galerie des chimères aan de westelijke gevel, ooit door ambachtslieden aangebracht ter afschrikking van het kwaad, konden de demonen van het vuur niet tegenhouden.
Ik blader verder door het oude plakboek en zie tientallen vervaagde foto’s waaronder foto’s van de Lieve Vrouwe in haar gloriedagen. Soms wens ik, dat ik beelden zou kunnen bevriezen om ze te beschermen tegen de achterbakse streken van de tijd. Schoonheid en gebrokenheid liggen vaak onbegrijpelijk dicht bij elkaar.
Parijs blijft trekken. Ruim een jaar geleden was ik er voor de zoveelste keer. Vanaf een brug over de Seine zag ik, kilometers verderop, het silhouet van Onze Lieve Vrouwe in de steigers staan. ‘Krak’, zei mijn hart.
Ik haat ramptoerisme en ter plekke deed ik de oude dame een belofte: ‘Pas als u uw waardigheid terug heeft, kom ik uw wederopstanding vieren!’ Beloofd is beloofd.