Soms hebben engelen geen vleugels

Er liep een jongen voorbij. Wat gek, hij had een zilveren lichtcirkel rond zijn hoofd. Ongelovig knipperde ik met mijn ogen. De lichtcirkel zweefde met hem mee. Hij stapte in een gereedstaande bus en nam plaats ter hoogte van de achteruitgang. Ik hield hem in de gaten. Op het moment dat de bus wegreed, was de jongen plotseling verdwenen. Het gekke was dat mijn hart een sprongetje maakte en ik opgewekt en energiek mijn weg naar huis vervolgde. Later noemde ik hem: ‘Mijn Engel van Dordrecht’
Een tijdje terug zat ik in een wachtkamer van het ziekenhuis. Alleen, want begeleiding is in Coronatijd niet toegestaan. Niemand om mijn spanning mee te delen. Ik checkte de papierwinkel in mijn tas, zette mijn telefoon uit. Probeerde de pictogrammen op de muur tegenover mij te ontcijferen. Verboden te eten, te roken, te drinken, lawaai te maken, te telefoneren, verboden voor huisdieren en een aantal pictogrammen die mij onduidelijk waren. Terwijl ik daar, ter afleiding, mijn hoofd over brak, tikte de muurklok tergend langzaam richting half twee.
Opeens klonk er getrippel op de gang. Twee voeten in ouderwetse schoenen met kale neuzen verschenen in de deuropening. Daarboven twee benen gestoken in dikke steunkousen. Langzaam gleed mijn blik verder omhoog. De onderdanen waren van een mevrouw op leeftijd. Gekleed in een sjofel regenjasje en een ongelijk hangende geruite rok. Sluik grijs haar en een zilveren bril. Kordaat en met vaste stem sprak zij de baliemedewerkster aan. ‘Goedemiddag, ik ben mevrouw N de J - V. Geboortedatum 19-3-1922. Er liggen onderzoekfolders voor mij klaar.’
Hè, 1922? Die mevrouw was bijna honderd! Mijn ‘bek’ viel spreekwoordelijk open. Bijna honderd en stik alleen, maar vastberaden haar weg zoekend door het ziekenhuis… Wat zat ik me daar dan toch te miepen. Kom maar op met je onderzoek. Dank je wel, Engel van Zwijndrecht! Enne, nog gefeliciteerd met uw verjaardag!