Roosje van Tijn (Puttershoek 18- 11- 1879 - Auschwitz 15-10- 1942)
Beste mevrouw van Tijn, Ik schrijf u deze brief mede namens mijn vader. Hij woonde schuin tegenover u en bezocht als peuter regelmatig uw winkeltje. Uw winkeltje in cadeau- en luxeartikelen aan het Weverseinde in Puttershoek. Elektriciteit was nog geen gemeengoed en u verkocht onder andere lampenkatoentjes voor de olielamp. Kleine Cors werd er nogal eens op uit gestuurd om er een te kopen. Hij was bijna drie jaar oud toen u, eind 1934, Puttershoek verliet. Hij zag u nooit meer terug.
Er bestaan, voor zover ik weet, twee foto’s van u. Op een ervan zie ik een oudere vrouw met een witte muts, donkere jurk en schort. U staat achter de toonbank in de winkel. U weegt iets af. Voor de weegschaal staan twee beeldjes: een boer en een boerinnetje. Aan het plafond hangen olielampen, aan de wand sierborden en porseleinen theekoppen.
U kijkt wat streng in de camera. Die strengheid viel vast mee want mijn vader vond u aardig en hij was behoorlijk kieskeurig in de omgang met anderen. Hij heeft zich, toen de gruwelen van de Holocaust bekend werden, vaak afgevraagd wat er van u was geworden. Er circuleerden geruchten over Westerbork en Auschwitz, die later bevestigd werden.
In ons gezin kwam uw lot rond 4 mei regelmatig ter sprake. Het fascineerde me. Wíe was u, wat voor persoon was u, hoe verliep uw leven en hoe is het u vergaan tijdens de oorlogsjaren…
Na het overlijden van mijn vader ben ik gaan zoeken. Ik had weinig gegevens. Omdat de juiste schrijfwijze van uw achternaam mij onbekend was, liep mijn speurtocht in de registers van Kamp Westerbork spaak. De namenlijst van gedeporteerde Joden was ellenlang. Het voelde als zoeken naar een speld in een hooiberg.
Het was een confronterende speurtocht. Ik werd mij pijnlijk bewust van de intensiteit van de Jodenvervolging en het humanitaire drama dat zich afspeelde in ’40- ‘45.
Nadat ik de volledige naam van uw vader achterhaald had, Benjamin van Tijn, in de volksmond ‘Ben de Jood’, belandde alles in een stroomversnelling. Als koopman trok uw vader, met zijn hondenkar vol handelswaar, door de Hoeksche Waard. Uw moeder Leentje Horneman stierf toen u 12 jaar was. Wat een verdriet voor een jong meisje. Dit verlies heeft u ongetwijfeld gevormd. U moest al jong op eigen benen staan.
Zwervend over internet groeide mijn informatie. Uw stamvader heette Levie Cohen (geboren in Tyn), een Asjkenazische Jood. Hij trok van Oost- naar West-Europa. Na lange omzwervingen streek hij rond 1700 neer in Nederland. De familie waaierde uit over het hele land. Van Zaandam, Haarlem en Amsterdam tot de kleinste dorpen van het Westland en de Hoeksche Waard.
Uw familietak, inmiddels Van Tijn genaamd, woonde ruim 100 jaar in Puttershoek. Uw overgrootvader David Levi van Tijn en zijn vrouw Hester waren waarschijnlijk de eersten die zich daar vestigden. Uw opa Mozes werd er in 1790 geboren. Jarenlang vormden jullie een kleine Joodse gemeenschap binnen het dorp.
Langzaam ontvouwde zich, naast uw familiegeschiedenis, een beeld van uw persoonlijkheid. U was een ondernemende vrouw. De winkels in cadeau- en luxeartikelen waren dun gezaaid. Het was toentertijd niet eenvoudig om als ongetrouwde vrouw, in tijden van economische crisis, het hoofd boven water te houden. U ging ervoor. Dat verdiend respect.
Waarom verliet u Puttershoek en verhuisde u naar Rotterdam? Ging het slecht met de zaken? Op uw persoonskaart zag ik dat u tussen 1934 en 1942 op elf verschillende adressen woonde. Uw laatst bekende adres was Abraham Kuyperlaan 14a. Volgens diezelfde kaart was u zonder beroep en woonde u in. Was u niet meer in staat om te werken of zorgde u voor Hester, uw enige overgebleven zus? Hoe hield u zichzelf staande na de Duitse invasie en het bombardement op Rotterdam? Vragen die steeds weer nieuwe vragen opriepen.
Overleven in een verwoeste spookstad met alle trauma’s van dien… wat moet dat moeilijk zijn geweest.
In juli 1940 verschenen de eerste verordeningen tegen Joden. Verboden, verboden en nog eens verboden. Onmenselijke respectloze vernederingen. Hoe hebt u dit ondergaan; lijdzaam of was u strijdbaar? Ik zal het nooit weten.
Wat ik wel weet is dat uw einde naderde. Slechts weinigen ontkwamen aan het noodlot.
Op 8 oktober 1942 gingen er 2000 Joodse Rotterdammers, in de leeftijd van 60 tot 90 jaar oud, op transport vanaf Loods 24 naar doorgangskamp Westerbork. Ik ga ervan uit dat u tot deze groep behoorde.
Ik stel me zo voor dat u volledig op uzelf was aangewezen. U meldde zich met wat persoonlijke bezittingen bij Loods 24. In gedachten zie ik lange rijen bepakt en bezakte mensen. U staat daar ergens tussen. Misschien geloofde u dat u vanuit Westerbork naar het ‘oosten’ zou vertrekken om daar te gaan werken. Of misschien was u argwanend en realistisch genoeg om de geruchten, dat u zou worden omgebracht, te geloven. Niemand wist wat hen te wachten stond. De Joodse gemeenschap leefde in angst en onzekerheid. Ik kan mij die angst met geen mogelijkheid voorstellen.
Uw verblijf in Westerbork duurde slechts enkele dagen. Ik vond uw naam op de transportlijst van maandag 12 oktober 1942. Wat er toen door u heenging, angst, wanhoop, verdriet… ik kan daar slechts naar raden. De totale ontmenselijking was een feit. Als vee werden jullie in een wagon gedreven. Tegen elkaar gedrukt, zonder voedsel, water en sanitaire voorzieningen, onderweg naar het oosten. Waarschijnlijk voorvoelde u op dat moment wat u te wachten stond en verloor u definitief uw vertrouwen in de mensheid. Een vreselijk besef. De helse treinreis duurde drie dagen. Na aankomst in Auschwitz werd u samen met alle ouderen, kinderen en zieken direct richting gaskamers gedirigeerd.
Uw officiële overlijdensdatum is 15 oktober 1942. U werd 67 jaar.
Mijn brieven sluit ik vaak af met de woorden ‘ik wens u/je het allerbeste’. In uw geval werd u het állerbeste, uw leven, genadeloos afgenomen. Dat is onverteerbaar.
102.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust kregen nooit een graf. Omdat mijn vader er niet meer is, adopteerde ik uw naam voor op het toekomstige Nationale Holocaust Monument. Een tastbaar bewijs van uw bestaan. Een plek om stil te staan bij het leven dat u leefde en de toekomst die u werd ontnomen.
Hoogachtend,
Leni de Winter
Er bestaan, voor zover ik weet, twee foto’s van u. Op een ervan zie ik een oudere vrouw met een witte muts, donkere jurk en schort. U staat achter de toonbank in de winkel. U weegt iets af. Voor de weegschaal staan twee beeldjes: een boer en een boerinnetje. Aan het plafond hangen olielampen, aan de wand sierborden en porseleinen theekoppen.
U kijkt wat streng in de camera. Die strengheid viel vast mee want mijn vader vond u aardig en hij was behoorlijk kieskeurig in de omgang met anderen. Hij heeft zich, toen de gruwelen van de Holocaust bekend werden, vaak afgevraagd wat er van u was geworden. Er circuleerden geruchten over Westerbork en Auschwitz, die later bevestigd werden.
In ons gezin kwam uw lot rond 4 mei regelmatig ter sprake. Het fascineerde me. Wíe was u, wat voor persoon was u, hoe verliep uw leven en hoe is het u vergaan tijdens de oorlogsjaren…
Na het overlijden van mijn vader ben ik gaan zoeken. Ik had weinig gegevens. Omdat de juiste schrijfwijze van uw achternaam mij onbekend was, liep mijn speurtocht in de registers van Kamp Westerbork spaak. De namenlijst van gedeporteerde Joden was ellenlang. Het voelde als zoeken naar een speld in een hooiberg.
Het was een confronterende speurtocht. Ik werd mij pijnlijk bewust van de intensiteit van de Jodenvervolging en het humanitaire drama dat zich afspeelde in ’40- ‘45.
Nadat ik de volledige naam van uw vader achterhaald had, Benjamin van Tijn, in de volksmond ‘Ben de Jood’, belandde alles in een stroomversnelling. Als koopman trok uw vader, met zijn hondenkar vol handelswaar, door de Hoeksche Waard. Uw moeder Leentje Horneman stierf toen u 12 jaar was. Wat een verdriet voor een jong meisje. Dit verlies heeft u ongetwijfeld gevormd. U moest al jong op eigen benen staan.
Zwervend over internet groeide mijn informatie. Uw stamvader heette Levie Cohen (geboren in Tyn), een Asjkenazische Jood. Hij trok van Oost- naar West-Europa. Na lange omzwervingen streek hij rond 1700 neer in Nederland. De familie waaierde uit over het hele land. Van Zaandam, Haarlem en Amsterdam tot de kleinste dorpen van het Westland en de Hoeksche Waard.
Uw familietak, inmiddels Van Tijn genaamd, woonde ruim 100 jaar in Puttershoek. Uw overgrootvader David Levi van Tijn en zijn vrouw Hester waren waarschijnlijk de eersten die zich daar vestigden. Uw opa Mozes werd er in 1790 geboren. Jarenlang vormden jullie een kleine Joodse gemeenschap binnen het dorp.
Langzaam ontvouwde zich, naast uw familiegeschiedenis, een beeld van uw persoonlijkheid. U was een ondernemende vrouw. De winkels in cadeau- en luxeartikelen waren dun gezaaid. Het was toentertijd niet eenvoudig om als ongetrouwde vrouw, in tijden van economische crisis, het hoofd boven water te houden. U ging ervoor. Dat verdiend respect.
Waarom verliet u Puttershoek en verhuisde u naar Rotterdam? Ging het slecht met de zaken? Op uw persoonskaart zag ik dat u tussen 1934 en 1942 op elf verschillende adressen woonde. Uw laatst bekende adres was Abraham Kuyperlaan 14a. Volgens diezelfde kaart was u zonder beroep en woonde u in. Was u niet meer in staat om te werken of zorgde u voor Hester, uw enige overgebleven zus? Hoe hield u zichzelf staande na de Duitse invasie en het bombardement op Rotterdam? Vragen die steeds weer nieuwe vragen opriepen.
Overleven in een verwoeste spookstad met alle trauma’s van dien… wat moet dat moeilijk zijn geweest.
In juli 1940 verschenen de eerste verordeningen tegen Joden. Verboden, verboden en nog eens verboden. Onmenselijke respectloze vernederingen. Hoe hebt u dit ondergaan; lijdzaam of was u strijdbaar? Ik zal het nooit weten.
Wat ik wel weet is dat uw einde naderde. Slechts weinigen ontkwamen aan het noodlot.
Op 8 oktober 1942 gingen er 2000 Joodse Rotterdammers, in de leeftijd van 60 tot 90 jaar oud, op transport vanaf Loods 24 naar doorgangskamp Westerbork. Ik ga ervan uit dat u tot deze groep behoorde.
Ik stel me zo voor dat u volledig op uzelf was aangewezen. U meldde zich met wat persoonlijke bezittingen bij Loods 24. In gedachten zie ik lange rijen bepakt en bezakte mensen. U staat daar ergens tussen. Misschien geloofde u dat u vanuit Westerbork naar het ‘oosten’ zou vertrekken om daar te gaan werken. Of misschien was u argwanend en realistisch genoeg om de geruchten, dat u zou worden omgebracht, te geloven. Niemand wist wat hen te wachten stond. De Joodse gemeenschap leefde in angst en onzekerheid. Ik kan mij die angst met geen mogelijkheid voorstellen.
Uw verblijf in Westerbork duurde slechts enkele dagen. Ik vond uw naam op de transportlijst van maandag 12 oktober 1942. Wat er toen door u heenging, angst, wanhoop, verdriet… ik kan daar slechts naar raden. De totale ontmenselijking was een feit. Als vee werden jullie in een wagon gedreven. Tegen elkaar gedrukt, zonder voedsel, water en sanitaire voorzieningen, onderweg naar het oosten. Waarschijnlijk voorvoelde u op dat moment wat u te wachten stond en verloor u definitief uw vertrouwen in de mensheid. Een vreselijk besef. De helse treinreis duurde drie dagen. Na aankomst in Auschwitz werd u samen met alle ouderen, kinderen en zieken direct richting gaskamers gedirigeerd.
Uw officiële overlijdensdatum is 15 oktober 1942. U werd 67 jaar.
Mijn brieven sluit ik vaak af met de woorden ‘ik wens u/je het allerbeste’. In uw geval werd u het állerbeste, uw leven, genadeloos afgenomen. Dat is onverteerbaar.
102.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust kregen nooit een graf. Omdat mijn vader er niet meer is, adopteerde ik uw naam voor op het toekomstige Nationale Holocaust Monument. Een tastbaar bewijs van uw bestaan. Een plek om stil te staan bij het leven dat u leefde en de toekomst die u werd ontnomen.
Hoogachtend,
Leni de Winter