Landing

Met een terror-teckel als medebewoner, ben ik mijn leven niet zeker. Die ruwharige opvolger van MBWPV- forever, voor outsiders: Mijn Beste Witte Pluizige Vriend- forever, is mij slechtgezind. Had ik voorheen een huisgenoot waar ik gezellig mee dolde, nu moet ik ervoor op de loop. Antipathie op het eerste gezicht. Zijn kop staat mij, en mijn kop staat hem niet aan.
Sinds zijn komst heb ik mij strategisch teruggetrokken op de eerste verdieping. Zijn belachelijke korte pootjes en meterslange rug zijn niet geschikt om een trap te beklimmen, dus ik zit daar veilig. Zeg nou zelf: geen enkele kater met ook maar een greintje zelfrespect, gaat graag staartloos door het leven. Toch?!
Mijn bovenwoning bevalt prima, beetje chillen op het grote bed. Kattenbak, eten en drinken naast de deur. Goed geregeld. Af en toe wat eenzaam, dat wel. Gelukkig kan ik op bezoek bij Grote Baas als hij zit te werken en kleine baas komt regelmatig langs met een verrukkelijk kattensnoepje.
Het stoere ruwharige monster heeft één zwakheid: hij is bang in het donker. Ja, écht! Hij slaapt dus boven, dan houdt hij tenminste zijn kop. Zijn gepiep is niet om aan te horen. Ik verkas ‘s nachts naar de logeerkamer. En dát staat mij niet aan. Dat kreng in een comfortabele mand naast míjn grote bed en ik opgesloten in een kamer met roze(!) muren.
De balkondeur blijft gelukkig open. Ik kan in en uit om een muisje te verschalken of te mijmeren in het maanlicht. Maar wat koop ik daarvoor? Ik wil gewoon tussenin!
Vannacht had ik er genoeg van. Om een uur of vier krabde ik tevergeefs aan mijn logeerkamerdeur. Ik weet heus wel dat Kleine Baas net deed of zij mij niet hoorde. Die hoort alles, zij ligt altijd wakker. Insomnia heet dat met een duur woord.
Ik maakte een plan de campagne. Er leiden immers meer wegen naar Rome. Ik sprong via het balkonmuurtje in de dakgoot. Sloop over het dak naar de geopende dakramen. Gluurde naar binnen en besloot de sprong te wagen. Die brakke knie van mij, krijgt binnenkort toch weer een anaboleninjectie. Wie iets wil bereiken moet soms pijn lijden. Ik landde met een knal op de zoldertrap, sjeesde naar beneden, beukte de slaapkamerdeur open en met een reuzensprong dook ik tussenin.
En die klojo? Die had het nakijken!