Terror kat
Nu de nachten kouder worden, blijft James, onze je-weet-wel- kater graag binnen. Hij heeft een onbedwingbare kroelbehoefte.
En wát doe je dan als eigenzinnige kater? Dan duik je op het lijf van diegene die dat meestal gelaten ondergaat. Kleine baas is dus altijd de pineut.
Dit zorgt voor zeer ongemakkelijke nachten.
01.00 uur. Het is weer zover. Een beuk tegen de slaapkamerdeur gevolgd door een reuzensprong op het bed. James vleit zich als een sjaal rond mijn nek en poot zijn scherpe nagels stevig in mijn schouder. Zo, ik laat jou voorlopig niet los!
Hij slingert zijn knorautomaat aan dat via zijn ingebouwde versterker mijn gehoorkanaal binnendringt. Zijn rikketik speelt een gezellig deuntje mee. Irritant dat onregelmatige staccato!
Inmiddels is hij opgerukt en hangt over mijn voorhoofd. Druipt daar langzaam een druppel kwijl richting mijn neus? Jasses! Een voorbode van zijn gebruikelijke nachtelijke wasbeurt. Gekmakende snorharen treiteren mijn gezicht, zijn ruwe tong neemt en passant mijn wang mee.
Na grondige schoonmaakwerkzaamheden, volgt een pedicurebehandeling. Kattennagels hebben tijdens verkenningstochten door de buurt, behoorlijk te lijden van zand, grint en ander plaveisel. Nagelsplinters belanden in mijn nek. Tja, voethygiëne is onontbeerlijk.
Rond drie uur breekt buiten de pleuris uit. Buurkatten verklaren elkaar de oorlog. James wurmt zich achter het verduisteringsgordijn en kijkt klaaglijk miauwend toe.
De rust keert weder. Tijd voor een tukkie. Hij krabt zich luidruchtig achter de oren en nestelt zich in mijn knieholte. Zuchtend en steunend bereikt hij dromenland. Ik probeer af te reizen naar dezelfde bestemming.
Echter als om half vier de krant door de bus valt en een buurman dit onzalige tijdstip verkiest om zijn container buiten te zetten, schrikt hij wakker. Inmiddels heeft hij mij teruggedrongen tot een centimeter of tien van de bedrand. Ik val bijna uit bed. De terrorist!
‘Sorry!’ Hij maakt zijn excuses door liefdevol in mijn neus te bijten. Ja, daar lig ik niet op te wachten. Ga weg, engerd! Beledigd kijkt hij mij met dreigende maffiablik aan. Ik duik veiligheidshalve diep onder het dekbed.
Een natte neus wipt het dek omhoog. Een dwingende klauw tikt mij op het voorhoofd.’ Nou, kom op, dan ga ik toch gewoon naar buiten…’. Met hooghartig opgeheven staart gaat hij mij voor naar de balkondeur. Draait zich nog even om, knipoogt en verdwijnt in de ochtendmist.
Conclusie: die kat is niet van míj, ík ben van de kat en fungeer slechts als inwonend personeel. Het is niet anders.
En wát doe je dan als eigenzinnige kater? Dan duik je op het lijf van diegene die dat meestal gelaten ondergaat. Kleine baas is dus altijd de pineut.
Dit zorgt voor zeer ongemakkelijke nachten.
01.00 uur. Het is weer zover. Een beuk tegen de slaapkamerdeur gevolgd door een reuzensprong op het bed. James vleit zich als een sjaal rond mijn nek en poot zijn scherpe nagels stevig in mijn schouder. Zo, ik laat jou voorlopig niet los!
Hij slingert zijn knorautomaat aan dat via zijn ingebouwde versterker mijn gehoorkanaal binnendringt. Zijn rikketik speelt een gezellig deuntje mee. Irritant dat onregelmatige staccato!
Inmiddels is hij opgerukt en hangt over mijn voorhoofd. Druipt daar langzaam een druppel kwijl richting mijn neus? Jasses! Een voorbode van zijn gebruikelijke nachtelijke wasbeurt. Gekmakende snorharen treiteren mijn gezicht, zijn ruwe tong neemt en passant mijn wang mee.
Na grondige schoonmaakwerkzaamheden, volgt een pedicurebehandeling. Kattennagels hebben tijdens verkenningstochten door de buurt, behoorlijk te lijden van zand, grint en ander plaveisel. Nagelsplinters belanden in mijn nek. Tja, voethygiëne is onontbeerlijk.
Rond drie uur breekt buiten de pleuris uit. Buurkatten verklaren elkaar de oorlog. James wurmt zich achter het verduisteringsgordijn en kijkt klaaglijk miauwend toe.
De rust keert weder. Tijd voor een tukkie. Hij krabt zich luidruchtig achter de oren en nestelt zich in mijn knieholte. Zuchtend en steunend bereikt hij dromenland. Ik probeer af te reizen naar dezelfde bestemming.
Echter als om half vier de krant door de bus valt en een buurman dit onzalige tijdstip verkiest om zijn container buiten te zetten, schrikt hij wakker. Inmiddels heeft hij mij teruggedrongen tot een centimeter of tien van de bedrand. Ik val bijna uit bed. De terrorist!
‘Sorry!’ Hij maakt zijn excuses door liefdevol in mijn neus te bijten. Ja, daar lig ik niet op te wachten. Ga weg, engerd! Beledigd kijkt hij mij met dreigende maffiablik aan. Ik duik veiligheidshalve diep onder het dekbed.
Een natte neus wipt het dek omhoog. Een dwingende klauw tikt mij op het voorhoofd.’ Nou, kom op, dan ga ik toch gewoon naar buiten…’. Met hooghartig opgeheven staart gaat hij mij voor naar de balkondeur. Draait zich nog even om, knipoogt en verdwijnt in de ochtendmist.
Conclusie: die kat is niet van míj, ík ben van de kat en fungeer slechts als inwonend personeel. Het is niet anders.