
Beschuiten
Oma ‘Griet’ stierf toen ik acht jaar was. Oma was een nieuwsgierige vrouw. Niet gedreven door roddel- of sensatiezucht maar altijd op zoek naar de feiten achter nieuwigheden en gebeurtenissen.
Als ze niet al in 1893 geboren was, zou Google vast en zeker haar favoriete zoekmachine geweest zijn. Ze las de krant en bleef graag op de hoogte van maatschappelijke en politieke gebeurtenissen.
Andere informatievoorziening kwam uit het ‘Hoeksche waardje’, een enkel damesblad, kerkbode of streekroman. Haar wereld was klein en overzichtelijk.
Laatst hadden we onze tweejaarlijkse familiereünie van moederskant. Bijna alle kleinkinderen van Griet waren aanwezig. Ons was gevraagd een voorwerp mee te nemen van haar kinderen.
Naast de trouwjurk van mijn moeder nam ik ook voorwerpen mee van het stel waar we allemaal van afstammen. Voorwerpen van Leen en Griet van der Heiden.
Het rochelpotje, oftewel kwispeldoor, van opa Leen ging als eerste in de tas. Het witte potje stond gewoonlijk op het nachtkastje van opa. De ochtendlijke fluim belandde, na een flinke hoestbui, in het potje.
Opa rookte pijp, af en toe een shagje of kauwde op een pluk pruimtabak. Hij verbouwde tabak naast het hondenhok in de moestuin. Na het oogstenlagen de bladeren op zolder te drogen. Opa sneed ze later eigenhandig in flinterdunne reepjes.
In onze kast staat een houten kistje met restanten ijzeren beslag. De scharnieren zijn afgebroken, het dekseltje ligt los. Het sleuteltje is lang geleden verloren gegaan.
Het kistje is mij erg dierbaar. Het stond ooit op de schoorsteenmantel van oma’s huisje. Als er leveranciers aan de deur kwamen, pakte oma het kistje. Ze schudde de inhoud uit op het donkerrode pluchen tafelkleed met de versleten franjes.
Zorgvuldig telde ze het verschuldigde bedrag uit. Een dagelijks tafereel. Als ik eraan terugdenk, zie ik de briefjes van een rijksdaalder die ze netje gladstreek en hoor ik de rinkelende zilveren guldens.Ook dit kistje mocht mee.
In het kistje zit een briefje van oma. In haar karakteristieke handschrift staat daar het raadselachtige zinnetje; ‘Ik las nog dat in 1931 de beschuitbussen voor negen beschuiten waren’. Een weetje dat ze wilde onthouden?
Bestond de beschuitrol voor 1931 uit slechts negen beschuiten? Bestónden er wel beschuitrollen of werden de beschuiten wellicht los verkocht? Ik heb me inmiddels suf gegoogeld maar niets gevonden. Wie het antwoord weet, mag het me vertellen want wat dát betreft ben ik een echt kleinkind van mijn oma.
Als ze niet al in 1893 geboren was, zou Google vast en zeker haar favoriete zoekmachine geweest zijn. Ze las de krant en bleef graag op de hoogte van maatschappelijke en politieke gebeurtenissen.
Andere informatievoorziening kwam uit het ‘Hoeksche waardje’, een enkel damesblad, kerkbode of streekroman. Haar wereld was klein en overzichtelijk.
Laatst hadden we onze tweejaarlijkse familiereünie van moederskant. Bijna alle kleinkinderen van Griet waren aanwezig. Ons was gevraagd een voorwerp mee te nemen van haar kinderen.
Naast de trouwjurk van mijn moeder nam ik ook voorwerpen mee van het stel waar we allemaal van afstammen. Voorwerpen van Leen en Griet van der Heiden.
Het rochelpotje, oftewel kwispeldoor, van opa Leen ging als eerste in de tas. Het witte potje stond gewoonlijk op het nachtkastje van opa. De ochtendlijke fluim belandde, na een flinke hoestbui, in het potje.
Opa rookte pijp, af en toe een shagje of kauwde op een pluk pruimtabak. Hij verbouwde tabak naast het hondenhok in de moestuin. Na het oogstenlagen de bladeren op zolder te drogen. Opa sneed ze later eigenhandig in flinterdunne reepjes.
In onze kast staat een houten kistje met restanten ijzeren beslag. De scharnieren zijn afgebroken, het dekseltje ligt los. Het sleuteltje is lang geleden verloren gegaan.
Het kistje is mij erg dierbaar. Het stond ooit op de schoorsteenmantel van oma’s huisje. Als er leveranciers aan de deur kwamen, pakte oma het kistje. Ze schudde de inhoud uit op het donkerrode pluchen tafelkleed met de versleten franjes.
Zorgvuldig telde ze het verschuldigde bedrag uit. Een dagelijks tafereel. Als ik eraan terugdenk, zie ik de briefjes van een rijksdaalder die ze netje gladstreek en hoor ik de rinkelende zilveren guldens.Ook dit kistje mocht mee.
In het kistje zit een briefje van oma. In haar karakteristieke handschrift staat daar het raadselachtige zinnetje; ‘Ik las nog dat in 1931 de beschuitbussen voor negen beschuiten waren’. Een weetje dat ze wilde onthouden?
Bestond de beschuitrol voor 1931 uit slechts negen beschuiten? Bestónden er wel beschuitrollen of werden de beschuiten wellicht los verkocht? Ik heb me inmiddels suf gegoogeld maar niets gevonden. Wie het antwoord weet, mag het me vertellen want wat dát betreft ben ik een echt kleinkind van mijn oma.