
Boe!
Rijdend door Dordrecht zien wij, in een half open aanhanger van een tractor, een merkwaardige on- Nederlandse vracht passeren. Een zevental koeien staat om en om, kop naast kont, opgesteld. Tussen de kieren in de zijwanden steken neuzen met opengesperde neusgaten. De achterste koe hangt met haar kop half over de reling.
Ik doop haar ter plekke Neeltje XI. De staart van een buurvrouw zwiept in haar ogen. Ze knippert verstoord met haar lange wimpers en steekt de kop in de lucht. Ze loeit. Een fietsster kijkt verschrikt op en maakt een gevaarlijke zwieper. Jasses, een koe!
Neeltje XI’ s rood doorlopen ogen staren ondertussen in de mijne. ‘Wat kijk je nou?’, lijkt ze te vragen. ‘Wat ik nou kijk? Ik zie een variant op ‘Een aap op de fiets’, hoe vind je zoiets’. In dit geval: ‘een koe in de stad, hoe kan dat?’
We belanden bij een kruispunt. Een stoplicht. Rood. De trekker stopt abrupt. De koeienmeisjes hebben geluk dat ze niet om kunnen vallen, samengeperst als haringen in een ton staan ze in de aanhanger. Auto’s trekken op, claxons klinken. Wat een hel voor een koe. Opgepropt in een aanhanger met de kont van je buurvrouw pal naast je neus, weggerukt uit een ongetwijfeld groen en sappig weiland. Dat is toch om te janken!
Ondertussen vraag ik me af waar de dames heen gaan. Waarom rijdt iemand met zeven koeien over drukke kruispunten dwars door de stad? Het enige wat ik kan bedenken is dat zij naar het slachthuis gaan.
Het slachthuis, oh nee, wat tragisch. Zwaar gestrest en kop naast kont op weg naar het laatste oordeel. Normaal gesproken ben ik niet zo sentimenteel, echter door deze trieste gedachte zou een mens subiet vegetariër worden. Maar ja, zo’n indringende blik van vrouw tot vrouw schept een band.
Verdorie, ik wil geen band met een ter dood veroordeelde koe. Terwijl we achter de aanhanger verder rijden, vermijd ik haar blik. Bah, mijn hele dag verpest. Hier blijf ik geheid uren over nadenken. Ik ken mezelf.
De tractor slaat af, richting station. Wacht eens. Die tractorchauffeur heeft natuurlijk de kortste weg genomen. Hij verkast hen gewoon vanaf de kaalgegraasde Wieldrechtse gronden naar een weelderig Dubbeldams weiland. Dát is het. Ge-luk-kig, geniet ervan dames! Ja, ik wéét het, de bekende struisvogel en het zand…
Afijn, laat ik nou straks niet vergeten om even de hamburgers te ontdooien.
Ik doop haar ter plekke Neeltje XI. De staart van een buurvrouw zwiept in haar ogen. Ze knippert verstoord met haar lange wimpers en steekt de kop in de lucht. Ze loeit. Een fietsster kijkt verschrikt op en maakt een gevaarlijke zwieper. Jasses, een koe!
Neeltje XI’ s rood doorlopen ogen staren ondertussen in de mijne. ‘Wat kijk je nou?’, lijkt ze te vragen. ‘Wat ik nou kijk? Ik zie een variant op ‘Een aap op de fiets’, hoe vind je zoiets’. In dit geval: ‘een koe in de stad, hoe kan dat?’
We belanden bij een kruispunt. Een stoplicht. Rood. De trekker stopt abrupt. De koeienmeisjes hebben geluk dat ze niet om kunnen vallen, samengeperst als haringen in een ton staan ze in de aanhanger. Auto’s trekken op, claxons klinken. Wat een hel voor een koe. Opgepropt in een aanhanger met de kont van je buurvrouw pal naast je neus, weggerukt uit een ongetwijfeld groen en sappig weiland. Dat is toch om te janken!
Ondertussen vraag ik me af waar de dames heen gaan. Waarom rijdt iemand met zeven koeien over drukke kruispunten dwars door de stad? Het enige wat ik kan bedenken is dat zij naar het slachthuis gaan.
Het slachthuis, oh nee, wat tragisch. Zwaar gestrest en kop naast kont op weg naar het laatste oordeel. Normaal gesproken ben ik niet zo sentimenteel, echter door deze trieste gedachte zou een mens subiet vegetariër worden. Maar ja, zo’n indringende blik van vrouw tot vrouw schept een band.
Verdorie, ik wil geen band met een ter dood veroordeelde koe. Terwijl we achter de aanhanger verder rijden, vermijd ik haar blik. Bah, mijn hele dag verpest. Hier blijf ik geheid uren over nadenken. Ik ken mezelf.
De tractor slaat af, richting station. Wacht eens. Die tractorchauffeur heeft natuurlijk de kortste weg genomen. Hij verkast hen gewoon vanaf de kaalgegraasde Wieldrechtse gronden naar een weelderig Dubbeldams weiland. Dát is het. Ge-luk-kig, geniet ervan dames! Ja, ik wéét het, de bekende struisvogel en het zand…
Afijn, laat ik nou straks niet vergeten om even de hamburgers te ontdooien.