Donder en bliksem
Vrijdagavond, binnen is het 28 graden, buiten nog een poepie warmer. ‘Zullen we een eindje gaan varen?’, manlief kijkt me vragend aan. Ik kijk naar de lucht, beetje grauw… ‘Hum, dat voorspelt niet veel goeds’, denkt ik. Ik spreek mijn twijfels uit.
‘Welnee, eer dat het gaat regenen is het een uur of half 11, ik heb op de buienradar gekeken’, zegt mijn meteorologisch genie. Ik ben niet overtuigd, mijn onderbuikgevoel zegt iets anders.
‘Ga je mee, of niet? Even afkoelen op de Binnenmaas!’ Dat klinkt verleidelijk voor een door warmteweeën getergd mens. Vooruit dan maar.
Trossen los, we varen af. Ik ben er niet gerust op. Het is benauwd op het water, een flauw windje brengt nauwelijks verkoeling. In de kom van Maasdam staat de donkere lucht me steeds meer tegen. Manlief in zijn rol van kapitein Nemo, kijkt af en toe quasi deskundig op de buienradar. ‘Niks aan de hand’, zegt hij geruststellend. Ik denk er het mijne van. Straks begint het gedonder, ik voel het aan mijn water.
Ik besluit wijselijk niets te zeggen. Kijk kapitein Nemo af en toe veelbetekenend aan, maar het kwartje lijkt niet te vallen. ‘En nú draaien we om’, val ik uit als we het recreatieoord al ruimschoots gepasseerd zijn. Mijn buienradardeskundige zit nog steeds in de ontkenningsfase.
Ik schrik op. In de verte vuurt het een beetje. ‘Ook dat nog’, denk ik woest. Wat een &*%^ die Nemo. Halverwege de Boezemvliet vallen de eerste spetters, de lucht kleurt inktzwart. De natuur valt stil, geen vogel meer te zien of te horen, zelfs de eenden lijken ondergedoken. Wind en regen teisteren de vliet, het water is onrustig, het riet langs de oever buigt door.
‘Nou ja, de buienradar houdt gewoon vol dat het droog is’, zegt Nemo. ‘Wat jammer, iedere oliebol kan toch voelen dat het giet’, reageer ik klappertandend. We zijn al snel doorweekt. Donder en bliksem zwellen aan. We schuilen onder een oude boogbrug. Helaas nog geen spijker te bekennen om de boot vast te leggen. ’t Is ondertussen aardedonker geworden. Knap angstaanjagend.
Wat nu? Optimistisch vaart Nemo naar de volgende brug. Inmiddels zitten we in zeiknatte kleren op zeiknatte kussens in een zeiknatte boot.
Lang verhaal kort… We regenen verrot maar komen uiteindelijk veilig én lekker afgekoeld thuis. Never a dull moment met mijn Nemo. Hopelijk luistert hij voortaan op het water beter naar míjn water.
‘Welnee, eer dat het gaat regenen is het een uur of half 11, ik heb op de buienradar gekeken’, zegt mijn meteorologisch genie. Ik ben niet overtuigd, mijn onderbuikgevoel zegt iets anders.
‘Ga je mee, of niet? Even afkoelen op de Binnenmaas!’ Dat klinkt verleidelijk voor een door warmteweeën getergd mens. Vooruit dan maar.
Trossen los, we varen af. Ik ben er niet gerust op. Het is benauwd op het water, een flauw windje brengt nauwelijks verkoeling. In de kom van Maasdam staat de donkere lucht me steeds meer tegen. Manlief in zijn rol van kapitein Nemo, kijkt af en toe quasi deskundig op de buienradar. ‘Niks aan de hand’, zegt hij geruststellend. Ik denk er het mijne van. Straks begint het gedonder, ik voel het aan mijn water.
Ik besluit wijselijk niets te zeggen. Kijk kapitein Nemo af en toe veelbetekenend aan, maar het kwartje lijkt niet te vallen. ‘En nú draaien we om’, val ik uit als we het recreatieoord al ruimschoots gepasseerd zijn. Mijn buienradardeskundige zit nog steeds in de ontkenningsfase.
Ik schrik op. In de verte vuurt het een beetje. ‘Ook dat nog’, denk ik woest. Wat een &*%^ die Nemo. Halverwege de Boezemvliet vallen de eerste spetters, de lucht kleurt inktzwart. De natuur valt stil, geen vogel meer te zien of te horen, zelfs de eenden lijken ondergedoken. Wind en regen teisteren de vliet, het water is onrustig, het riet langs de oever buigt door.
‘Nou ja, de buienradar houdt gewoon vol dat het droog is’, zegt Nemo. ‘Wat jammer, iedere oliebol kan toch voelen dat het giet’, reageer ik klappertandend. We zijn al snel doorweekt. Donder en bliksem zwellen aan. We schuilen onder een oude boogbrug. Helaas nog geen spijker te bekennen om de boot vast te leggen. ’t Is ondertussen aardedonker geworden. Knap angstaanjagend.
Wat nu? Optimistisch vaart Nemo naar de volgende brug. Inmiddels zitten we in zeiknatte kleren op zeiknatte kussens in een zeiknatte boot.
Lang verhaal kort… We regenen verrot maar komen uiteindelijk veilig én lekker afgekoeld thuis. Never a dull moment met mijn Nemo. Hopelijk luistert hij voortaan op het water beter naar míjn water.