
Dwalen
Al bijna twee jaar dwaal ik door de geschiedenis van het Schouteneinde van Puttershoek. Maak ik kennis met mij onbekende, inmiddels overleden, personen die binnen no time vertrouwd aanvoelen. Aan de hand van historische gegevens analyseer ik hun karakter, hun keuzes en hun levenswandel.
Ik leer ze al aardig kennen die Schouteneinders van weleer. Met hun eigenaardigheden en bijnamen, hun familieverbanden, problemen, groot en klein geluk, hun verdriet, en vooral hun strijd om te overleven.
Ik stond voor de deur van de ‘Soepkeet’ waar tijdens de armste periode uit Puttershoeks’ geschiedenis de radeloze dorpsbewoners bedeeld werden met warme voedzame soep. Bezocht de kermis en gluurde door een kiertje in de tent waar een echtpaar hun kinderen ‘enige exercatie met het lichaam’ liet maken.
Ik zag het verdriet van Kaatje en haar echtgenoot Pieter, die dertien van hun vijftien kinderen naar het kerkhof brachten. Telkens weer in een zelf getimmerd kistje. Zag ook het verdriet van hun dochter en kleindochter waarbij de geschiedenis zich herhaalde.
Af en toe neem ik een zijstraat om de bewoners nog wat beter te leren kennen. Laatst ging ik terug naar het visserijverleden van Pernis. Daar in de kleine huisjes aan de haven, breiden vissersvrouwen prachtige schipperstruien voor hun geliefden. Speciale truien met het ingebreide wapen van Pernis. Vijf maten te groot gebreid van ruwe schapenwol, te heet gewassen en vervolgens gekrompen tot een vrijwel waterdicht materiaal.
Warm en praktisch tijdens de visvangst op de wilde onstuimige Noordzee. Praktisch met een dubbele betekenis. Als de vissers na een storm ergens verdronken aanspoelden, wist men precies waar ze vandaan kwamen…
Ik maakte kennis met het groepsleven in de beginperiode van het blindeninternaat Bartiméus. Nam een kijkje in de borstelmakerij en de weef – en rietwerkplaats van Sonneheerdt waar de blinde meisjes en jongens klaargestoomd werden voor de maatschappij. Zag hen al breiend zitten aan lange huiskamertafels en borstels uitventen in het buitengebied van Zeist.
Ik reisde af naar het Napoleontische leger in garnizoensstad Maastricht en was getuige van de ontmoeting tussen een marketentster en een jonge huurling uit Zwitserland. Later kwam ik haar weer tegen als bewoonster van het huis naast mijn geboortehuis. Een buurvrouw uit het verre verleden.
Ik kijk naar hun levens en loop een stukje met hen mee. Soms met een lach en soms met een traan. De mensen van voorbij: je zou er een boek over kunnen schrijven. En dat doe ik.
Ik leer ze al aardig kennen die Schouteneinders van weleer. Met hun eigenaardigheden en bijnamen, hun familieverbanden, problemen, groot en klein geluk, hun verdriet, en vooral hun strijd om te overleven.
Ik stond voor de deur van de ‘Soepkeet’ waar tijdens de armste periode uit Puttershoeks’ geschiedenis de radeloze dorpsbewoners bedeeld werden met warme voedzame soep. Bezocht de kermis en gluurde door een kiertje in de tent waar een echtpaar hun kinderen ‘enige exercatie met het lichaam’ liet maken.
Ik zag het verdriet van Kaatje en haar echtgenoot Pieter, die dertien van hun vijftien kinderen naar het kerkhof brachten. Telkens weer in een zelf getimmerd kistje. Zag ook het verdriet van hun dochter en kleindochter waarbij de geschiedenis zich herhaalde.
Af en toe neem ik een zijstraat om de bewoners nog wat beter te leren kennen. Laatst ging ik terug naar het visserijverleden van Pernis. Daar in de kleine huisjes aan de haven, breiden vissersvrouwen prachtige schipperstruien voor hun geliefden. Speciale truien met het ingebreide wapen van Pernis. Vijf maten te groot gebreid van ruwe schapenwol, te heet gewassen en vervolgens gekrompen tot een vrijwel waterdicht materiaal.
Warm en praktisch tijdens de visvangst op de wilde onstuimige Noordzee. Praktisch met een dubbele betekenis. Als de vissers na een storm ergens verdronken aanspoelden, wist men precies waar ze vandaan kwamen…
Ik maakte kennis met het groepsleven in de beginperiode van het blindeninternaat Bartiméus. Nam een kijkje in de borstelmakerij en de weef – en rietwerkplaats van Sonneheerdt waar de blinde meisjes en jongens klaargestoomd werden voor de maatschappij. Zag hen al breiend zitten aan lange huiskamertafels en borstels uitventen in het buitengebied van Zeist.
Ik reisde af naar het Napoleontische leger in garnizoensstad Maastricht en was getuige van de ontmoeting tussen een marketentster en een jonge huurling uit Zwitserland. Later kwam ik haar weer tegen als bewoonster van het huis naast mijn geboortehuis. Een buurvrouw uit het verre verleden.
Ik kijk naar hun levens en loop een stukje met hen mee. Soms met een lach en soms met een traan. De mensen van voorbij: je zou er een boek over kunnen schrijven. En dat doe ik.