
Een getal
Om mijn vorige column wat te relativeren… De slagroomtaart, zoals elk jaar gekregen van een oude buurvrouw, was groot. Héél groot.
Bubu Lijntje was mijn bonus-oma. Zij hield zielsveel van mij en ik vulde het gat van haar nooit vervulde verlangen.
Ik werd vier en het gevaarte met de brandende ieniemienie kaarsjes stond voor mij op tafel. In een poging de kaarsjes te doven, blies ik de slagroom bijna van de taart.
‘Je moet iets wensen, doe een wens!’, riep een buurmeisje. Die wens ben ik vergeten. Wel weet ik hoe geweldig ik mij voelde en dat ik Lange Lijs, die ik namens mijn vlak daarvoor overleden oma kreeg, de hele dag stijf tegen mij aandrukte. Als ik aan Lange Lijs denk, voel ik nog steeds haar strovulling, door de stof prikken.
Bij het terugkijken van de foto’s, zie ik een tafel omringd door buurkinderen. Inclusief het zwakbegaafde jochie van hetnaburige woonblok. Zijn snotneus schrok mij altijd af, evenals zijn onbeholpen manier van contact zoeken.
Hoewel ik het toen niet begreep, stond mijn moeder op zijn aanwezigheid. Nu begrijp ik haar onuitgesproken boodschap: íedereen hoort erbij en is van waarde.
Vorige maand was ik opeens zestig jaar verder. Zés-tíg! Echter, diep van binnen, voel en hoor ik nog steeds het kleine meisje van vier.
Tijdens mijn kinderjaren vroeg ik mij regelmatig af wat er zou gebeuren als ik ‘oud’ werd. De tijd deed haar werk en alles kwam zoals ik het mij ooit voorstelde. Rimpels, grijze haren, kennis, wijsheid, vriendschap, verdriet en verlies.
Mijn lichaam werd welleswaar ouder, maar de kern niet. Ik ben nog steeds dezelfde persoon. Dochter van mijn moeder en dochter van mijn vader. Zus van mijn broertje. ‘Familie’ van alle mensen die op mijn pad kwamen.
Ik zie het als een les van het leven. Het lichaam verandert, de geest niet en is een constant gegeven. Voor altijd vastgelegd op de geheimzinnige draden van ons DNA.
Als ik tegenwoordig hoogbejaarden ontmoet, weet ik dat zij van binnen nog steeds het kind van vroeger zijn. De tijd plaatste hun slechts in een ander jasje.
En zoals alle kinderen heeft iedereen; u en ik, jong en oud, fris of niet meer zo fruitig, met of zonder snotneus, altijd liefde en aandacht nodig. Daar groeien wij van.
Vierenzestig? Ach, het is maar een getal!
Bubu Lijntje was mijn bonus-oma. Zij hield zielsveel van mij en ik vulde het gat van haar nooit vervulde verlangen.
Ik werd vier en het gevaarte met de brandende ieniemienie kaarsjes stond voor mij op tafel. In een poging de kaarsjes te doven, blies ik de slagroom bijna van de taart.
‘Je moet iets wensen, doe een wens!’, riep een buurmeisje. Die wens ben ik vergeten. Wel weet ik hoe geweldig ik mij voelde en dat ik Lange Lijs, die ik namens mijn vlak daarvoor overleden oma kreeg, de hele dag stijf tegen mij aandrukte. Als ik aan Lange Lijs denk, voel ik nog steeds haar strovulling, door de stof prikken.
Bij het terugkijken van de foto’s, zie ik een tafel omringd door buurkinderen. Inclusief het zwakbegaafde jochie van hetnaburige woonblok. Zijn snotneus schrok mij altijd af, evenals zijn onbeholpen manier van contact zoeken.
Hoewel ik het toen niet begreep, stond mijn moeder op zijn aanwezigheid. Nu begrijp ik haar onuitgesproken boodschap: íedereen hoort erbij en is van waarde.
Vorige maand was ik opeens zestig jaar verder. Zés-tíg! Echter, diep van binnen, voel en hoor ik nog steeds het kleine meisje van vier.
Tijdens mijn kinderjaren vroeg ik mij regelmatig af wat er zou gebeuren als ik ‘oud’ werd. De tijd deed haar werk en alles kwam zoals ik het mij ooit voorstelde. Rimpels, grijze haren, kennis, wijsheid, vriendschap, verdriet en verlies.
Mijn lichaam werd welleswaar ouder, maar de kern niet. Ik ben nog steeds dezelfde persoon. Dochter van mijn moeder en dochter van mijn vader. Zus van mijn broertje. ‘Familie’ van alle mensen die op mijn pad kwamen.
Ik zie het als een les van het leven. Het lichaam verandert, de geest niet en is een constant gegeven. Voor altijd vastgelegd op de geheimzinnige draden van ons DNA.
Als ik tegenwoordig hoogbejaarden ontmoet, weet ik dat zij van binnen nog steeds het kind van vroeger zijn. De tijd plaatste hun slechts in een ander jasje.
En zoals alle kinderen heeft iedereen; u en ik, jong en oud, fris of niet meer zo fruitig, met of zonder snotneus, altijd liefde en aandacht nodig. Daar groeien wij van.
Vierenzestig? Ach, het is maar een getal!