Een schoen en de liefde
De N217. Ergens in de Hoeksche Waard. Er ligt een schoen langs de weg. Een donkerbruine herenschoen met zwarte veter. Gek hè, ik vraag me altijd direct af waar zo’n schoen vandaan komt. Je komt ze overal tegen: eenzame sportschoenen, werkschoenen met stalen neuzen, kindercrocs en slippers in alle mogelijke soorten en maten. Ik zag zelfs eens een felrode pump met stilettohak naast de vluchtstrook in het gras liggen.
Is de drager hem verloren bij een afschuwelijk ongeluk? Is ’t ie uit een aanhangwagen gevallen, was iemand hem gewoon beu en heeft hij hem net als een hond in vakantietijd uit de auto gezet? Maar ja, op één schoen is het moeilijk lopen, zéker op zo’n exemplaar met stilettohak. Waar is die andere dan gebleven? Je zou toch denken dat iemand ze dan alle twee loost. Ach, het blijft natuurlijk gissen.
We zijn ondertussen in een minifile beland en naderen langzaam een stoplicht. Vanuit mijn ooghoek zie ik op het fietspad twee fietsen met in elkaar gehaakte sturen. De bezitters staan gezellig met elkaar te kletsen. Zij met een blonde paardenstaart en een vrolijk wapperend minirokje rond haar bruine benen. Hij gekleed in een stoere workerbermuda, zijn kuif strak in de gel.
Ik herken in haar een oud-leerlinge. Jeetje, hoe oud is zíj inmiddels? Ik schat een jaar of veertien, misschien vijftien. Ze kan haar ogen niet van hem afhouden. Haar glimlach zit als rond haar mond gebeiteld. Zij is tot over haar oren, het druipt er vanaf. Ik probeer in te schatten hoe het met hem gesteld is. Ik heb toch even niets anders te doen. Hij weet duidelijk niet wat hij met zijn handen moet. Houdt ze achtereenvolgens stevig rond het stuur geklemd, steekt ze in zijn zakken en strijkt nerveus over zijn kuif. Ja hoor, ook hij heeft last van vlinders. Schattig!
Hij kijkt op zijn horloge. Tijd om op te breken. Hij keert zijn fiets; hier scheiden blijkbaar hun wegen.
‘Kom op, joh!, denk ik. ‘Zíj verliefd, jíj verliefd… toe nou, ’t is een leukerd, ik ken haar tenslotte een beetje’. Ik zie hem aarzelen, zál hij? Terwijl de file zich langzaam in beweging zet, slaat hij een arm om haar heen. Zij begint te stralen, hij straalt mee. Voorzichtig wordt er gekust. Yes!
Heerlijk! Weer eens iets anders dan een verweesde schoen. Ik begin bijna te applaudisseren.
Is de drager hem verloren bij een afschuwelijk ongeluk? Is ’t ie uit een aanhangwagen gevallen, was iemand hem gewoon beu en heeft hij hem net als een hond in vakantietijd uit de auto gezet? Maar ja, op één schoen is het moeilijk lopen, zéker op zo’n exemplaar met stilettohak. Waar is die andere dan gebleven? Je zou toch denken dat iemand ze dan alle twee loost. Ach, het blijft natuurlijk gissen.
We zijn ondertussen in een minifile beland en naderen langzaam een stoplicht. Vanuit mijn ooghoek zie ik op het fietspad twee fietsen met in elkaar gehaakte sturen. De bezitters staan gezellig met elkaar te kletsen. Zij met een blonde paardenstaart en een vrolijk wapperend minirokje rond haar bruine benen. Hij gekleed in een stoere workerbermuda, zijn kuif strak in de gel.
Ik herken in haar een oud-leerlinge. Jeetje, hoe oud is zíj inmiddels? Ik schat een jaar of veertien, misschien vijftien. Ze kan haar ogen niet van hem afhouden. Haar glimlach zit als rond haar mond gebeiteld. Zij is tot over haar oren, het druipt er vanaf. Ik probeer in te schatten hoe het met hem gesteld is. Ik heb toch even niets anders te doen. Hij weet duidelijk niet wat hij met zijn handen moet. Houdt ze achtereenvolgens stevig rond het stuur geklemd, steekt ze in zijn zakken en strijkt nerveus over zijn kuif. Ja hoor, ook hij heeft last van vlinders. Schattig!
Hij kijkt op zijn horloge. Tijd om op te breken. Hij keert zijn fiets; hier scheiden blijkbaar hun wegen.
‘Kom op, joh!, denk ik. ‘Zíj verliefd, jíj verliefd… toe nou, ’t is een leukerd, ik ken haar tenslotte een beetje’. Ik zie hem aarzelen, zál hij? Terwijl de file zich langzaam in beweging zet, slaat hij een arm om haar heen. Zij begint te stralen, hij straalt mee. Voorzichtig wordt er gekust. Yes!
Heerlijk! Weer eens iets anders dan een verweesde schoen. Ik begin bijna te applaudisseren.