
Een treintje ging uit rijden
'Een treintje ging uit rijden, van Amsterdam naar Rotterdam. En achter al die raampjes daar zaten zo veel kindertjes En die deden zo, en die deden zo, zie za zo’
Het kinderliedje blijft maar in mijn hoofd rondzeuren. Neuriënd beland ik in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Vrijwel ieder jaar op vakantie naar een ander stukje Nederland. Logeren bij oom en tante die vaak verhuizen. Van Moordrecht en de Betuwe naar Texel, Slijk-Ewijk en weer terug. Vijftien keer een andere vakantiebestemming.
De voorpret begint met het inpakken van mijn kartonnen koffertje. Daarin is slechts plaats voor wat ondergoed, zeep in een plastic doosje, mijn haarborstel en een badstoffen bikini. De rest van mijn kleding reist mee in de grote koffer van mijn ouders. Die grote koffer herbergt meer dan alleen kleding. Suiker, koffie, thee, bolussen en eierkoeken, een kleine bijdrage in de huishouding van de familie. Zo ging dat vroeger.
Met de RTM-bus van Puttershoek richting Dordrecht Centraal Station. Papa koopt de kaartjes, mama drijft haar kudde bijeen. De koffers gaan in het metalen rek boven de oncomfortabele zitplaatsen. Bij iedere bocht dreigen ze eruit te vallen, papa houdt ze scherp in de gaten. De zware dieseldampgeur in de bus maakt me misselijk. Tientallen haltes verder, kokhals ik. ‘Nog even volhouden’, zegt mama.
In Dordrecht kondigt een metalen holle stem de vertrektijd van de trein aan, Spoor twee wacht. Mijn vader geeft me een kontje, het is een hoge instap. We instaleren ons in de coupé. Mijn broertje en ik bij het raam, papa en mama naast ons. Op het perron snerpt het fluitje van de conducteur, de pannenkoek van de perronchef gaat omhoog. Daar gaan we. In Geldermalsen volgt een snelle overstap, we rennen van perron naar perron, we hebben maar een paar minuten. Het lukt.
We eten onze boterhammen met pindakaas. Drinken karnemelk uit de Tupperware bekers. De conducteur komt langs en maakt een praatje. Zijn leren tasje met kniptang bungelend om de hals.
Het landschap glijdt voorbij, bellen van onbewaakte overwegen rinkelen hysterisch. We stoppen op kleine verlaten stationnetjes. kedekke deng, kedekke deng… het monotone geluid van het spoor wiegt me in slaap.
Op de terugweg eten we in Dordrecht traditiegetrouw een kroket uit de muur. Die smaak, die geur!
Terug naar de orde van de dag. Na tientallen verre reizen, dit jaar Covid-19-vakantie in eigen land. Wij gaan er iets moois van maken. U ook?
Het kinderliedje blijft maar in mijn hoofd rondzeuren. Neuriënd beland ik in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Vrijwel ieder jaar op vakantie naar een ander stukje Nederland. Logeren bij oom en tante die vaak verhuizen. Van Moordrecht en de Betuwe naar Texel, Slijk-Ewijk en weer terug. Vijftien keer een andere vakantiebestemming.
De voorpret begint met het inpakken van mijn kartonnen koffertje. Daarin is slechts plaats voor wat ondergoed, zeep in een plastic doosje, mijn haarborstel en een badstoffen bikini. De rest van mijn kleding reist mee in de grote koffer van mijn ouders. Die grote koffer herbergt meer dan alleen kleding. Suiker, koffie, thee, bolussen en eierkoeken, een kleine bijdrage in de huishouding van de familie. Zo ging dat vroeger.
Met de RTM-bus van Puttershoek richting Dordrecht Centraal Station. Papa koopt de kaartjes, mama drijft haar kudde bijeen. De koffers gaan in het metalen rek boven de oncomfortabele zitplaatsen. Bij iedere bocht dreigen ze eruit te vallen, papa houdt ze scherp in de gaten. De zware dieseldampgeur in de bus maakt me misselijk. Tientallen haltes verder, kokhals ik. ‘Nog even volhouden’, zegt mama.
In Dordrecht kondigt een metalen holle stem de vertrektijd van de trein aan, Spoor twee wacht. Mijn vader geeft me een kontje, het is een hoge instap. We instaleren ons in de coupé. Mijn broertje en ik bij het raam, papa en mama naast ons. Op het perron snerpt het fluitje van de conducteur, de pannenkoek van de perronchef gaat omhoog. Daar gaan we. In Geldermalsen volgt een snelle overstap, we rennen van perron naar perron, we hebben maar een paar minuten. Het lukt.
We eten onze boterhammen met pindakaas. Drinken karnemelk uit de Tupperware bekers. De conducteur komt langs en maakt een praatje. Zijn leren tasje met kniptang bungelend om de hals.
Het landschap glijdt voorbij, bellen van onbewaakte overwegen rinkelen hysterisch. We stoppen op kleine verlaten stationnetjes. kedekke deng, kedekke deng… het monotone geluid van het spoor wiegt me in slaap.
Op de terugweg eten we in Dordrecht traditiegetrouw een kroket uit de muur. Die smaak, die geur!
Terug naar de orde van de dag. Na tientallen verre reizen, dit jaar Covid-19-vakantie in eigen land. Wij gaan er iets moois van maken. U ook?