Hello Goodbye!
Nadat ze enkele dagen van de aardbol verdwenen leek, dook ons huisgenootje gisteren weer op. Ditmaal landde zij op de keukenrol. Ze was ongewoon actief, klapperde met haar vleugels en wandelde van onder naar boven en weer terug. Het leek alsof de lente in haar bol sloop.
Ik zette de keukendeur uitnodigend open. Plaatste de rol naast de deurpost en maande haar te vertrekken. Dit was blijkbaar tegen het zere been, want verontwaardigd sloot ze haar vleugels en bouwde haar muurtje tegen de buitenwereld weer op. Doodstil bleef zij op het zachte papier zitten. Oké, dan niet. Zo zat zij daar urenlang terwijl de wind haar vleugels streelde en zachtjes deed trillen.
De tijd, of dagpauwoog zelf, was er nog niet rijp voor. Bij het vallen van de avond sloot ik de deur en zette de keukenrol voorzichtig in de vensterbank. Rond elf uur had zij de rol verlaten en zich in de gootsteenbak gesetteld. Ik gooide een restje cola door het afvoerputje. Opeens kroop zij met wijd open gespreide vleugels centimeter voor centimeter naar het putje. ‘Zouden vlinders cola lusten?’, vroeg ik me af. Logisch nagedacht, misschien wel…Wellicht kan ze daar wat suiker uithalen om energie op te doen. Afijn, morgen een nieuwe dag met nieuwe kansen. ‘De tijd dringt, juffie!’
In het ochtendlicht, knip ik het keukenlicht aan. Net boven het lichtknopje heeft zij haar nieuwe domicilie gekozen. Dat betekent dat zij vannacht minstens een metertje of drie heeft gevlogen. Best hoopvol. Echter vooralsnog houdt zij haar vleugels koppig gesloten. Ik zet voor de zoveelste keer de achterdeur open.
Plotseling herhaalt zich de geschiedenis. Terwijl ik buiten de veranda opruim, voel ik een zacht gekriebel naast mijn oor. ‘Hé, juffie, eindelijk, daar ben je!’ Ze scharrelt wat rond op mijn schouder en fladdert na enkele minuten op om naast de vuilnisbak te landen. Een vroege zonnestraal zet haar prachtig in de spotlights. Haar fraai gekleurde ogen trekken alle aandacht. Haar gerafelde vleugels zijn er wel, maar ik zie ze niet. Ademloos kijk ik toe. Zou ze?
Nog een laatste fladder en ja! Daar gaat ze. Om met Clouseau te spreken:
‘Daar gaat ze…….
zoveel schoonheid heb ik nooit verdiend.
Daar vliegt ze…….
zoveel gratie heb ik nooit gezien’.
Een laatste rondje boven de droogmolen ten afscheid en weg is ze. Dartelend en buitelend het zonlicht en de lente tegemoet. Dag dame, het gaat je goed!
Ik zette de keukendeur uitnodigend open. Plaatste de rol naast de deurpost en maande haar te vertrekken. Dit was blijkbaar tegen het zere been, want verontwaardigd sloot ze haar vleugels en bouwde haar muurtje tegen de buitenwereld weer op. Doodstil bleef zij op het zachte papier zitten. Oké, dan niet. Zo zat zij daar urenlang terwijl de wind haar vleugels streelde en zachtjes deed trillen.
De tijd, of dagpauwoog zelf, was er nog niet rijp voor. Bij het vallen van de avond sloot ik de deur en zette de keukenrol voorzichtig in de vensterbank. Rond elf uur had zij de rol verlaten en zich in de gootsteenbak gesetteld. Ik gooide een restje cola door het afvoerputje. Opeens kroop zij met wijd open gespreide vleugels centimeter voor centimeter naar het putje. ‘Zouden vlinders cola lusten?’, vroeg ik me af. Logisch nagedacht, misschien wel…Wellicht kan ze daar wat suiker uithalen om energie op te doen. Afijn, morgen een nieuwe dag met nieuwe kansen. ‘De tijd dringt, juffie!’
In het ochtendlicht, knip ik het keukenlicht aan. Net boven het lichtknopje heeft zij haar nieuwe domicilie gekozen. Dat betekent dat zij vannacht minstens een metertje of drie heeft gevlogen. Best hoopvol. Echter vooralsnog houdt zij haar vleugels koppig gesloten. Ik zet voor de zoveelste keer de achterdeur open.
Plotseling herhaalt zich de geschiedenis. Terwijl ik buiten de veranda opruim, voel ik een zacht gekriebel naast mijn oor. ‘Hé, juffie, eindelijk, daar ben je!’ Ze scharrelt wat rond op mijn schouder en fladdert na enkele minuten op om naast de vuilnisbak te landen. Een vroege zonnestraal zet haar prachtig in de spotlights. Haar fraai gekleurde ogen trekken alle aandacht. Haar gerafelde vleugels zijn er wel, maar ik zie ze niet. Ademloos kijk ik toe. Zou ze?
Nog een laatste fladder en ja! Daar gaat ze. Om met Clouseau te spreken:
‘Daar gaat ze…….
zoveel schoonheid heb ik nooit verdiend.
Daar vliegt ze…….
zoveel gratie heb ik nooit gezien’.
Een laatste rondje boven de droogmolen ten afscheid en weg is ze. Dartelend en buitelend het zonlicht en de lente tegemoet. Dag dame, het gaat je goed!