Hondenleven

Loop ik weer met mijn kop dwars door de pioenrozen. Eén regenbui en die meiden storten in elkaar. Waarom meiden? Ja, weet ik veel. Zulke mooie blommen kunnen toch alleen maar vrouwelijk zijn? Of zeg ik dan iets grensoverschrijdends… Je moet oppassen tegenwoordig, je hebt zo het OM aan je kont hangen.
Hè, hè, eindelijk op het trottoir. Welke brutale hond heeft er tegen mijn lantaarnpaal gepist? Til je poot ergens anders op. Wie was die snotneus, even ruiken. Ik wíst het, die lelijkerd van nummer zoveel. Zou hij last hebben van zijn nieren, ’t is zo’n ongezond luchtje. Och, da’s niet mijn pakkie ân. Zonder opscheppen, die neus van mij is onovertroffen.
Jammer, de lelietjes der Dalen van de buurman zijn uitgebloeid, die ruiken altijd zo lekker. Afijn, volgend jaar nieuwe kansen. wanneer ik het tenminste mag beleven. ‘k Ben een hond van de dag. Ik bedoel: oude mensen zijn mensen van de dag, dan kunnen oude honden toch ook van de dag zijn? Alhoewel, ik ben liever gewoon ‘Hond van de dag’.
Ja, ja, beukennoot, haal je vinger van die claxon, ‘k Weet heus wel dat je er aankomt, ben niet doof en blind hoor. Ik ken de verkeerregels, ik loop toch netjes op de stoep.
Hier op de hoek laat een collega altijd zo’n smakelijke hoop achter. Mmm, dat ziet er lekker uit, het water loopt me in de bek. NEE STOP, ‘t mág niet van de baas. Tel tot duizend, hou je in. Het komt je adem trouwens niet ten goede.
Even de paal van dit verkeersbord markeren. Chips, verlies ik bijna mijn evenwicht. Artritus in de knieën. Ik lijk wel een oudwijf. Relax jongen… adem in, adem uit.
Wie klapt daar zo hysterisch in zijn handen? Enzóóóóóó, Enzóóó, huh, Ik? Okéeeee, ik kóm al. Puh, ‘k mag geeneens zelfstandig een wandelingetje maken. Er is hier echt nooit plek voor eigen initiatieven. Wat een hondenleven!