
Hoop
Terwijl achter ons het bootspoor van rimpelend water langzaam vervaagt, varen wij door de Boezemvliet. Geëscorteerd door twee meevliegende groenblauw fluorescerende libellen. Een gekruld blad van een losgeslagen waterlelie omarmt de hals van een ronddobberend bierflesje. Ruiende kippen op een eilandje creëren een tapijt van witte veertjes op het wateroppervlak.
Tussen uitgebloeid rafelig riet en een tiental pluizende lisdodden zwemt een ondernemend waterhoenkuiken. Zijn vuurrode snaveltje steekt fel af tegen het donkere water. Moederhoen houdt hem vanuit haar slordig in elkaar geflanste nest met priemende ogen scherp in de gaten. Vaderhoen heeft andere zorgtaken. Hij let op de rest van hun kroost dat achter het overhangende groene gordijn van een schietwilg rondscharrelt.
Voor het wortelstelsel van een omgevallen boom zit een jong volwassen zwaan. Het exemplaar dat in de lente door zijn ouders werd verstoten om zelfstandig een territorium op te bouwen. Hoewel hij er prachtig uitziet is het hem vooralsnog niet gelukt om een partner te vinden. Als zwanenvrouw zou ik geheid werk van hem maken.
Op een lichtmast van de voetbalvereniging zit een aalscholver met wijduit gespreide vleugels in de zon te drogen. Het is windstil. De vlaggen rond de velden hangen bewegingloos langs hun stok. Een bejaard stel geniet langs de waterkant van een bakje thee.
De steiger voor een oude geteerde schuur fungeert als eenden toilet. De planken zijn compleet volgekakt. Een verweerd uitgeklapt visstoeltje en leeggelopen bal ondergingen hetzelfde lot.
Onder de brug richting Binnenmaas hangt de penetrante geur van dooie vis. Er drijft een opgeblazen kadaver tussen het riet. Explosiegevaar! Een spierwit zwanenpaar met jongen doet het prachtig tegen de kleurige graffiti op de brugwand. Een eindje verderop heeft familie Fuut een drijvend eilandje van losgeslagen wortels en waterplanten geconfisqueerd.
Een graatmagere puber probeert moedig zijn evenwicht te bewaren op een wiebelige sup. Met een gefrustreerde uitroep gaat hij voor de zoveelste keer te water. De witte herder op de voorsteven van een passerend bootje kijkt belangstellend toe. Zijn in een innige omhelzing verstrengelde baasjes staren elkaar verliefd in de ogen.
In het rimpelloze gladde water weerspiegelt zich het beeld van de poldermolen. De wieken staan in de rouwstand als eerbetoon aan de slachtoffers van het drama op Zuidzijde. De zon achter de enige donkere wolk boven de Binnenmaas, zet haar randen in een helder oplichtend kader. Wat hebben zij, daar aan de andere kant van ons eiland, het nodig; dit symbolisch teken van hoop!
Tussen uitgebloeid rafelig riet en een tiental pluizende lisdodden zwemt een ondernemend waterhoenkuiken. Zijn vuurrode snaveltje steekt fel af tegen het donkere water. Moederhoen houdt hem vanuit haar slordig in elkaar geflanste nest met priemende ogen scherp in de gaten. Vaderhoen heeft andere zorgtaken. Hij let op de rest van hun kroost dat achter het overhangende groene gordijn van een schietwilg rondscharrelt.
Voor het wortelstelsel van een omgevallen boom zit een jong volwassen zwaan. Het exemplaar dat in de lente door zijn ouders werd verstoten om zelfstandig een territorium op te bouwen. Hoewel hij er prachtig uitziet is het hem vooralsnog niet gelukt om een partner te vinden. Als zwanenvrouw zou ik geheid werk van hem maken.
Op een lichtmast van de voetbalvereniging zit een aalscholver met wijduit gespreide vleugels in de zon te drogen. Het is windstil. De vlaggen rond de velden hangen bewegingloos langs hun stok. Een bejaard stel geniet langs de waterkant van een bakje thee.
De steiger voor een oude geteerde schuur fungeert als eenden toilet. De planken zijn compleet volgekakt. Een verweerd uitgeklapt visstoeltje en leeggelopen bal ondergingen hetzelfde lot.
Onder de brug richting Binnenmaas hangt de penetrante geur van dooie vis. Er drijft een opgeblazen kadaver tussen het riet. Explosiegevaar! Een spierwit zwanenpaar met jongen doet het prachtig tegen de kleurige graffiti op de brugwand. Een eindje verderop heeft familie Fuut een drijvend eilandje van losgeslagen wortels en waterplanten geconfisqueerd.
Een graatmagere puber probeert moedig zijn evenwicht te bewaren op een wiebelige sup. Met een gefrustreerde uitroep gaat hij voor de zoveelste keer te water. De witte herder op de voorsteven van een passerend bootje kijkt belangstellend toe. Zijn in een innige omhelzing verstrengelde baasjes staren elkaar verliefd in de ogen.
In het rimpelloze gladde water weerspiegelt zich het beeld van de poldermolen. De wieken staan in de rouwstand als eerbetoon aan de slachtoffers van het drama op Zuidzijde. De zon achter de enige donkere wolk boven de Binnenmaas, zet haar randen in een helder oplichtend kader. Wat hebben zij, daar aan de andere kant van ons eiland, het nodig; dit symbolisch teken van hoop!