
Ik hou van jullie…
‘Méns, dat zég ik toch! Je snapt er duidelijk he-le-maal niks van!’ Wat gebeurt daar? Wie trekt daar zo’n grote mond open in de wachtruimte van de gate? Ik kijk voorzichtig rond.
Ik zie een stel van een jaar of zeventig. Hij, met een onverzorgde baard van een week oud, strohoedje, een smoezelig geruit overhemd en een dito afritsbroek die onder zijn buik hangt. Zij, vettig haar, met centimeters uitgroei, dito geruit overhemd en afritsbroek. Én het onderwerp van zijn irritatie.
Zij heeft een probleem met haar Ipad. Hij rukt het ding uit haar handen. Legt haar iets uit alsof ze niet helemaal honderd is en gooit het ding met een driftig gebaar op haar schoot. ‘Alsjeblieft, en nou gewoon doen wat ik je zeg!’, snauwt hij.
Tientallen ogen zijn op hen gericht. Het wordt opvallend stil in dit gedeelte van de gate. Zelfs de drugshond die zijn rondje doet, is afgeleid.
Zij kijkt schuw om zich heen. Alle ogen die op het stel gericht waren, dwalen héél toevallig snel naar iets anders. Hij doet alsof zijn neus bloedt en kijkt rond alsof hij zeggen wil: ‘wie nu zijn bek opendoet, geef ik een dreun op zijn bakkes…’
Een klein ventje van een jaar of vijf is onder de indruk van het gebeuren. Zachtjes vraagt hij: ‘Papa is die meneer boos?’ Papa, verlegen met de situatie, zegt tactisch: ‘Hé kijk, daar komt ons vliegtuig aan! Kan je de letters die erop staan al lezen?’
De geïrriteerde monologen herhalen zich nog enkele malen. Erg gênant. Dit stel is duidelijk te lang samen of zit té lang met elkaar opgescheept. Irritatie heeft de liefde overgenomen. Gelijkwaardigheid, als die er ooit was, is verdwenen. Hij de dominante, zij het slachtoffer van zijn frustraties. Zijn ogen vlammen en zij kijkt hem ondertussen willoos en afgestompt aan.
In het vliegtuig zitten zij een paar rijen achter ons. Af en toe hoor ik hem mopperen. ‘Doe je riem vast mens!’ Gelukkig heeft hij qua geluid wat ingeboet. Het is eindelijk rustig aan het front.
De zon gaat onder, het licht gaat uit. Tijd om te slapen. De kleine vent wordt ingestopt onder de blauwe KLM-deken. Met zijn heldere stemmetje zegt hij: ‘Dag Aruba, ik ga je missen!’ Gevolgd door: ‘Welterusten pappa en mamma, ik hou van jullie’. Een zucht van vertedering golft door de rijen.
‘Ik hou van jullie’ in plaats van ‘méns’… Vier simpele woorden, maar zo bijzonder.
Ik zie een stel van een jaar of zeventig. Hij, met een onverzorgde baard van een week oud, strohoedje, een smoezelig geruit overhemd en een dito afritsbroek die onder zijn buik hangt. Zij, vettig haar, met centimeters uitgroei, dito geruit overhemd en afritsbroek. Én het onderwerp van zijn irritatie.
Zij heeft een probleem met haar Ipad. Hij rukt het ding uit haar handen. Legt haar iets uit alsof ze niet helemaal honderd is en gooit het ding met een driftig gebaar op haar schoot. ‘Alsjeblieft, en nou gewoon doen wat ik je zeg!’, snauwt hij.
Tientallen ogen zijn op hen gericht. Het wordt opvallend stil in dit gedeelte van de gate. Zelfs de drugshond die zijn rondje doet, is afgeleid.
Zij kijkt schuw om zich heen. Alle ogen die op het stel gericht waren, dwalen héél toevallig snel naar iets anders. Hij doet alsof zijn neus bloedt en kijkt rond alsof hij zeggen wil: ‘wie nu zijn bek opendoet, geef ik een dreun op zijn bakkes…’
Een klein ventje van een jaar of vijf is onder de indruk van het gebeuren. Zachtjes vraagt hij: ‘Papa is die meneer boos?’ Papa, verlegen met de situatie, zegt tactisch: ‘Hé kijk, daar komt ons vliegtuig aan! Kan je de letters die erop staan al lezen?’
De geïrriteerde monologen herhalen zich nog enkele malen. Erg gênant. Dit stel is duidelijk te lang samen of zit té lang met elkaar opgescheept. Irritatie heeft de liefde overgenomen. Gelijkwaardigheid, als die er ooit was, is verdwenen. Hij de dominante, zij het slachtoffer van zijn frustraties. Zijn ogen vlammen en zij kijkt hem ondertussen willoos en afgestompt aan.
In het vliegtuig zitten zij een paar rijen achter ons. Af en toe hoor ik hem mopperen. ‘Doe je riem vast mens!’ Gelukkig heeft hij qua geluid wat ingeboet. Het is eindelijk rustig aan het front.
De zon gaat onder, het licht gaat uit. Tijd om te slapen. De kleine vent wordt ingestopt onder de blauwe KLM-deken. Met zijn heldere stemmetje zegt hij: ‘Dag Aruba, ik ga je missen!’ Gevolgd door: ‘Welterusten pappa en mamma, ik hou van jullie’. Een zucht van vertedering golft door de rijen.
‘Ik hou van jullie’ in plaats van ‘méns’… Vier simpele woorden, maar zo bijzonder.