Incognito

Ze torpedeert al kijkend bijna een mand met krakend vers stokbrood. Vreemd.
Echter mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Ken ik haar? Ik kijk en kijk. Nou nee, ik weet het niet hoor. Zitten mijn kleren soms niet goed, mijn jurk tussen mijn panty?
Even checken… Nee. Of mankeer ik iets aan mijn ogen? Ik bedek, zo onopvallend mogelijk, afwisselend mijn linker- en rechteroog. Rechteroog mankeert niets, links is eveneens scherp genoeg.Daar ligt het dus niet aan.
Leuk mondkapje heeft ze op. Zo’n fleurig tijgerprintje lijkt me ook wel wat. En die jas, die heb ik toch meer gezien?
Een paar paden verderop, tegenover de koeling met zuivelproducten, kom ik haar weer tegen. We kijken elkaar aan maar het bekende kwartje weigert te vallen.
Alhoewel, door haar houding en manier van lopen, begint er érgens, heel zacht, een piepklein belletje te rinkelen. Huppakee, laat ik mezelf op mijn boodschappenbriefje concentreren en vooral niets vergeten. Zo graag winkel ik tegenwoordig niet meer.
Bij de kassa aangekomen, staat de dame toevallig voor me. Ze staat op het punt te betalen. Terwijl ik een pak vanillevla op de kassaband leg, voel ik haar priemende ogen.
Over de paksoi en taugé vang ik een vragende blik. ‘Dat is dan zevenenveertig euro en vijf cent, alstublieft’, zegt de kassière. De vrouw legt wat bankbiljetten op het daarvoor bestemde schoteltje. ‘Ik zoek er even vijf eurocent bij, dat is makkelijker voor je’, zegt de vrouw.
Ze rommelt in haar portemonnee. Tegelijkertijd met het vijf eurocentstuk op het schoteltje, valt bij mij eindelijk hetkwartje.
Die stem, in combinatie met de ogen, die houding, dat loopje en die jas. Eureka! Een oude kennis! Ik groet haar enthousiast. Bij haar rinkelt opeens ook het een en ander.
We schieten in de lach. Liepen we daar een half uur lang, volledig incognito,onszelf suf te bedenken wie die irritant kijkende vrouw was.
Ik achter mijn Hoeksche Waards mondkapje met de kreet ‘kejje een endjie opzij gaon’, en zij achter haar modieuze tijgerprintje. Het moet niet gekker worden. Dat mondkapje dat weet wat!
Laten we het Coronahumor noemen. Ook al gaat het om iets onbenulligs; sámen lachen is voorlopig het belangrijkste sociale vaccin.