Je hoeft niet meteen een vlinder te zijn

‘Krak’, zei mijn hart en het brak een beetje. Hoe troost je een klein onzeker meisje? Kinderen zijn soms hard tegen elkaar. Ik zei het eerste wat in me opkwam. ‘Weet je wat ik zie? Ik zie een meisje met lieve bruine ogen, mooie krulletjes en als je lacht word ik vrolijk. Je handen maken prachtige tekeningen en met je sterke benen kan je superhard rennen. Zo’n meisje is toch niet lelijk?’ Een lach brak door en opgelucht huppelde ze weg.
En ik? Ik moest opeens denken aan een wijze les die ik ooit kreeg van mijn vader. Een dierbare herinnering en toepasselijke metafoor.
Ik was zes jaar en zag in een hoek van ons schuurtje iets geks hangen. Viezig bruin, het bewoog langzaam heen en weer. Er zat iets in en dat wilde eruit! Inwendig griezelend maar gefascineerd keek ik toe. ‘Papa!’, riep ik. Mijn vader kwam naast me staan. ‘Dat is de pop van een rups’, zei hij. ‘Kijk maar eens goed wat er straks uitkomt’.
Het duurde lang maar na een flinke worsteling kwam er een verkreukeld beestje uit. Het kroop langzaam omhoog tegen de muur en bleef daar trillend zitten. Ik vroeg mijn vader of hij het beestje wilde pakken om het te helpen. Misschien ging het anders wel dood. ‘Nee’, zei hij. ‘Het is een vlinder. Als we haar oppakken gaat zij juíst dood, Dit kan en moet ze zelf doen. Opdrogen en haar vleugeltjes oppompen, dán pas kan ze vliegen’.
Opdrogen, pompen en vliegen... Vorige week kwam ik haar na lange tijd weer tegen. ‘Dag juf Leni’, zei ze. Ik herkende haar bijna niet. Ik zag een zelfverzekerde jonge vrouw met een mooie lach.
‘Open je ogen en zie wat ik zie.
Het komt allemaal goed,
wacht nou maar af wat de tijd met je doet.
Het is nu nog te vroeg,
alles wat groot is, begon ooit klein.
Je hoeft niet meteen een vlinder te zijn.’
(uit ‘Vlinder’ van Marco Borsato)