Krak

Voor mij loopt een oude mevrouw. Gehuld in een veel te grote mantel, geruite jurk en een groezelige dikke panty. De wind speelt met haar warrige grijze haardoos. Sloffend op een paar scheefgelopen pantoffels loopt ze achter haar rollator. Aan de rollator bungelt een versleten boodschappentas. Ik schat haar leeftijd op een flink eind in de tachtig.
De vrouw stopt abrupt en verspert het trottoir. In een fractie van een seconde zie ik dat ze niet achter een rollator maar achter een kinderwagentje loopt. Traag schuift ze de beslagen regenhoes van het wagentje opzij en doet de kap omlaag. Ze buigt zich over de bak, schikt wat aan een paar dekentjes en begint zacht te zingen. Ik blijf staan en kijk toe.
In het wagentje ligt een klein hondje. Een vuilnisbakkie. Duidelijk op leeftijd. De ogen vertroebeld door gevorderde staar, grijze haren rond zijn zwarte neusje. De oortjes attent omhoog.
De vrouw stopt met zingen. Haar gerimpelde gezicht staat zorgelijk. ‘Je rilt helemaal! Heb je het zo koud, lieffie? Zal ik je even beter toedekken. Mama zorgt goed voor je, kom maar schatje… ‘Het hondje laat het zich allemaal heerlijk aanleunen. Hij draait zijn kont tussen de dekentjes en maakt het zich behaaglijk. Hij geeuwt. De vrouw lacht: ‘Slaap lekker jochie, mama gaat boodschappen doen. Brokjes en wat lekkers kopen voor vanavond’. Ze klapt de kap omhoog en trekt de regenhoes weer over het wagentje.
Opeens ziet zij me staan. Verontschuldigend zegt ze: ‘Wat doe ik gek hé? Ja, ’t is mijn kindje. Het enige wat ik nog heb. Hij houdt van me en ik hou van hem’. ‘Daar gaan we jongen’. Langzaam steekt ze de straat over en sloft verder.
Zwijgend kijk ik haar na. Daar gaat ze, eenzaam maar gelukkig niet alleen. ‘Krak’ zegt mijn hart en het breekt een beetje…