Mensen kijken

Twee mokken koffie en een gevulde koek… ‘We gaan het zo écht niet redden hoor!’, fluistert zij. Er wordt druk gerekend.
Een eindje verderop staat een luidruchtig gezelschap getooid met feestmutsen. In het middelpunt een toekomstige bruidegom.
Zichtbaar gegeneerd staart hij, vanonder zijn witte kroon met vrolijk wiebelende pompons op iedere punt, voor zich uit.
Een Zweedse dame worstelt met een oer-Hollands broodje gezond. Tot haar frustratie leidt de ijsbergsla een eigen leven.
Haar vriendin verorbert een handje chips van ‘The Three Farmers’, de internationale naam van onze ’s-Gravendeelse chips bakkers. Ik voel zowaar een sprankje regionale trots opborrelen.
Er tuimelt een met zalm belegde bagel van een dienblad. De eigenaar slaakt een krachtterm. Oei, daar gaat een godsvermogen verloren.
In de categorie ‘Bekende Nederlanders’ kuiert Harmen Snel, stadsarchivaris van Amsterdam, voorbij. Zijn slordige outfitsin ‘Verborgen Verleden’ zijn altijd weer verrassend te noemen. Ook nu hangt zijn overhemd nét een knoopje te ver open.
Op de rug van zijn tengere eigenaar, worstelt een gigantische contrabas zich een weg door de menigte gehaaste reizigers. Een rolstoel met daarin een mevrouw met een spierwit, stijfvooruitgestoken gipsbeen gaat dezelfde weg. Zo’n contrabas past bepaald niet in het bagagevak en hoe krijgt men haar in een vliegtuig gehesen?
Ik zie vrouwen met wimperverlengingen zo groot als markiezen. Plaknagels als haviksklauwen en vette Pierrotwenkbrauwen waarmee zij zo bij het circus kunnen. Stoer getatoeëerde vaders met jengelende kinderen, die de tatoeharten op vaders arm geen eer aan doen.
Een ouder stel opent hun handbagage. De strak geordende indeling gaat op de schop. Er vormt zich een bonte uitstalling van ereaders, sokken, puzzelboekjes en pennen op de tegelvloer., ‘Denk nou eens na, voor we weggaan!’, sneert hij. Zij doet er pisnijdig het zwijgen toe.
Een peuter wijst verrukt naar een vliegje op het raam. ‘Opa! Hij kijkt naar zijn grote broers!’, roept zij. Er wordt collectief geglimlacht.
Ik heb last van knellende steunkousen, een souvenir van een tromboseavontuur uit het verleden. Het kost me een vergeefse worsteling in een beperkte wc ruimte, waarbij ik mijn ellenboog venijnig stoot aan de toiletpapierautomaat. Ik geef het op. Laat maar, ik irriteer me nog wel een uurtje of twaalf!
Aruba, wij komen er aan.