Oma, vertel eens
Er was eens een meisje. Zij leefde in het analoge tijdperk. Er werd urenlang buiten gespeeld. ‘Waar ga je naar toe?’ Een vaag: ‘Oh, ergens op het dorp…’, was voldoende. ‘Thuiskomen als de fabriek fluit’, luidde de huisregel. De zon brandde op onbeschermde blote benen en armen. Karnemelk en komkommerschijfjes verkoelden het ‘gezonde’ kleurtje achteraf. Geschaafde ledenmaten waren schering en inslag. Pleister? Onzin, aan de lucht laten drogen en gaan. Koolwitjes vangen en bewaren in een jampotje. Niemand die huilde om dierenleed. Zowel haar kat als de overbuurvrouw waren permanent zwanger.
Haar vader maakte sporadisch een enkele zwartwit foto. Fotorolletjes werden pas maanden later ontwikkeld en afgedrukt. Met slechts 24 foto’s per rol was het zuinig fotograferen. Bij de kruidenier kocht zij regelmatig een baaltje shag voor hem en van de slijter kreeg zij probleemloos een fles jenever of cognac mee.
Ze hadden thuis geen auto en meerijdend met haar neef, zaten zij met vieren opgepropt op de achterbank van een Kever. De middelste bediende de autoradio door voorover te buigen over de versnellingspook. De wegenkaart lag onder handbereik in het handschoenenvak en de asbak zat altijd barstensvol peuken. Achterin werd gerookt met een reisasbakje in de hand. Als de auto blauw stond van de rook, draaide neef wel een raampje open.
Zij werd ouder, luisterde naar piratenzenders en kocht van haar spaargeld een cassetterecorder. Na een afgedankte radio, haar zevende hands platenspeler en een bescheiden verzameling vinyl, opgeborgen in een geruite platenkoffer, was dit een aankoop van wereldformaat.
In haar tienerjaren fietste zij door weer en wind, op een fiets zonder versnellingen naar Dordrecht. maandelijks in de rij voor een pontkaart. Voor spreekbeurten bezocht zij de bibliotheek of neusde zij in de encyclopedie. Werkstukken en verslagen werden handmatig uitgeschreven of getypt op een rammelende typmachine.
Er kwam eindelijk een telefoontoestel in huis. Gelukkig niet meer naar de telefooncel voor contact met klasgenoten. Kwartjes sparen was niet langer nodig, ergernissen over een rij wachtenden, een stinkende cel en telefoonboeken met uitgescheurde pagina’s gelukkig verleden tijd. Dat zij telefonerend in de gang stond te blauwbekken, omdat het snoer net niet tot in de kamer reikte, nam zij op de koop toe.
Mijn kleinkinderen hebben geen weet van cassetterecorders, vinyl, platenspelers of piratenzenders. Fotorolletjes, de autopont, telefooncellen, ‘vaste’ telefoons, auto’s zonder gordels, wegenkaarten, meeroken, reisasbakjes, fabrieksfluiten, encyclopedieën en typmachines.
Simpelweg een jeugdverhaal vertellen? Nou néé, ik heb tegenwoordig een hoop uit te leggen!
Haar vader maakte sporadisch een enkele zwartwit foto. Fotorolletjes werden pas maanden later ontwikkeld en afgedrukt. Met slechts 24 foto’s per rol was het zuinig fotograferen. Bij de kruidenier kocht zij regelmatig een baaltje shag voor hem en van de slijter kreeg zij probleemloos een fles jenever of cognac mee.
Ze hadden thuis geen auto en meerijdend met haar neef, zaten zij met vieren opgepropt op de achterbank van een Kever. De middelste bediende de autoradio door voorover te buigen over de versnellingspook. De wegenkaart lag onder handbereik in het handschoenenvak en de asbak zat altijd barstensvol peuken. Achterin werd gerookt met een reisasbakje in de hand. Als de auto blauw stond van de rook, draaide neef wel een raampje open.
Zij werd ouder, luisterde naar piratenzenders en kocht van haar spaargeld een cassetterecorder. Na een afgedankte radio, haar zevende hands platenspeler en een bescheiden verzameling vinyl, opgeborgen in een geruite platenkoffer, was dit een aankoop van wereldformaat.
In haar tienerjaren fietste zij door weer en wind, op een fiets zonder versnellingen naar Dordrecht. maandelijks in de rij voor een pontkaart. Voor spreekbeurten bezocht zij de bibliotheek of neusde zij in de encyclopedie. Werkstukken en verslagen werden handmatig uitgeschreven of getypt op een rammelende typmachine.
Er kwam eindelijk een telefoontoestel in huis. Gelukkig niet meer naar de telefooncel voor contact met klasgenoten. Kwartjes sparen was niet langer nodig, ergernissen over een rij wachtenden, een stinkende cel en telefoonboeken met uitgescheurde pagina’s gelukkig verleden tijd. Dat zij telefonerend in de gang stond te blauwbekken, omdat het snoer net niet tot in de kamer reikte, nam zij op de koop toe.
Mijn kleinkinderen hebben geen weet van cassetterecorders, vinyl, platenspelers of piratenzenders. Fotorolletjes, de autopont, telefooncellen, ‘vaste’ telefoons, auto’s zonder gordels, wegenkaarten, meeroken, reisasbakjes, fabrieksfluiten, encyclopedieën en typmachines.
Simpelweg een jeugdverhaal vertellen? Nou néé, ik heb tegenwoordig een hoop uit te leggen!