
Pareltje
Een parel is een zorgvuldig gekoesterd geheim. De oesterschelp onthult haar pas na opening.
De Hoeksche Waard heeft ook zo’n parel. De Binnenmaas en haar toegangsweg de Boezemvliet tussen Puttershoek en Maasdam. Heel vroeger een open verbinding met de Oude Maas, nu een prachtig vaargebied.
Als op een mooie dag, zoals Hemelvaart jl., het onhoorbare startschot tot het vaarseizoen wordt gegeven, kan ik een gevoel van opwinding niet onderdrukken. We kunnen weer! Want wat is er fijner dan de wind door de haren, de zon hoog aan de lucht en meedeinen op het ritme van het lome voortkabbelende water?
We varen af. De Boezemvliet onthult langzaam haar schoonheid. Er zwemt veel jong grut. Een ware babyboom van meerkoeten. Onder een oude steiger blèrt een viertal kleintjes met hun aandoenlijk lelijke pluizenkopjes zich de longen uit het lijf. ‘Mama!, Oh, daar is ze al’. Ze was even onder water gedoken voor de foerage. ‘Niet zeuren jongens en meisjes, jullie willen toch eten?’ Vader heeft zich teruggetrokken op het rommelige nest. Hij schudt zijn veren.
Moeder fuut dommelt in het zonnetje. Baby fuut veilig beschut tussen haar half opstaande vleugels. De in dit gebied residerende roodwangschildpad laat zich niet zien.
Aan de oevers een explosie van gele Lissen. Niet eerder zag ik er zoveel. Oude sigaarvormige bloeiaren van pielepooien, grote lisdodde in goed Nederlands, laten hun pluizen los. Over enkele maanden zullen nieuwe bloeiaren ontstaan. De gele bloemknoppen van het plompenblad steken de kop boven water. We varen langs oude schietwilgen met grillige wortelpartijen, hun witte zaadpluis hangt als een mistig gordijn boven het water.
Een levensechte kunststoffen koe staart naar de bonte geit die balanceert op een krakkemikkige picknicktafel. Een eindje verderop zit een toom kippen, keurig naast elkaar, op stok te tokken. ‘Gezelligheid kent geen tijd mensen’.
Met een enorme plons duikt een labrador een stok achterna. Vissende pubers kijken verstoord op. Voor we het doorhebben snelt een ranke boot op zonne-energie ons geluidloos voorbij.
Genietend van een goed boek, hoor ik de zacht ruisende wind. In de verte blaten schapen, klinken muziekflarden en hondengeblaf. Ik ruik een flauwe seringengeur.
De Zwanegatsedijk, waar mijn oma ooit opgroeide, doemt op. Bosmanmolentjes op de grens van land en water markeren de polder. In het weiland grazende ganzen met ontelbare jongen. Windveren aan de hemel. De zon zakt als een koperen bol langzaam achter de bomen.
Wat is het leven goed op dit pareltje!
De Hoeksche Waard heeft ook zo’n parel. De Binnenmaas en haar toegangsweg de Boezemvliet tussen Puttershoek en Maasdam. Heel vroeger een open verbinding met de Oude Maas, nu een prachtig vaargebied.
Als op een mooie dag, zoals Hemelvaart jl., het onhoorbare startschot tot het vaarseizoen wordt gegeven, kan ik een gevoel van opwinding niet onderdrukken. We kunnen weer! Want wat is er fijner dan de wind door de haren, de zon hoog aan de lucht en meedeinen op het ritme van het lome voortkabbelende water?
We varen af. De Boezemvliet onthult langzaam haar schoonheid. Er zwemt veel jong grut. Een ware babyboom van meerkoeten. Onder een oude steiger blèrt een viertal kleintjes met hun aandoenlijk lelijke pluizenkopjes zich de longen uit het lijf. ‘Mama!, Oh, daar is ze al’. Ze was even onder water gedoken voor de foerage. ‘Niet zeuren jongens en meisjes, jullie willen toch eten?’ Vader heeft zich teruggetrokken op het rommelige nest. Hij schudt zijn veren.
Moeder fuut dommelt in het zonnetje. Baby fuut veilig beschut tussen haar half opstaande vleugels. De in dit gebied residerende roodwangschildpad laat zich niet zien.
Aan de oevers een explosie van gele Lissen. Niet eerder zag ik er zoveel. Oude sigaarvormige bloeiaren van pielepooien, grote lisdodde in goed Nederlands, laten hun pluizen los. Over enkele maanden zullen nieuwe bloeiaren ontstaan. De gele bloemknoppen van het plompenblad steken de kop boven water. We varen langs oude schietwilgen met grillige wortelpartijen, hun witte zaadpluis hangt als een mistig gordijn boven het water.
Een levensechte kunststoffen koe staart naar de bonte geit die balanceert op een krakkemikkige picknicktafel. Een eindje verderop zit een toom kippen, keurig naast elkaar, op stok te tokken. ‘Gezelligheid kent geen tijd mensen’.
Met een enorme plons duikt een labrador een stok achterna. Vissende pubers kijken verstoord op. Voor we het doorhebben snelt een ranke boot op zonne-energie ons geluidloos voorbij.
Genietend van een goed boek, hoor ik de zacht ruisende wind. In de verte blaten schapen, klinken muziekflarden en hondengeblaf. Ik ruik een flauwe seringengeur.
De Zwanegatsedijk, waar mijn oma ooit opgroeide, doemt op. Bosmanmolentjes op de grens van land en water markeren de polder. In het weiland grazende ganzen met ontelbare jongen. Windveren aan de hemel. De zon zakt als een koperen bol langzaam achter de bomen.
Wat is het leven goed op dit pareltje!