
Slakkengangetje
Het is nog vroeg. Ik laat de hond uit. Op de Oude Maas is het een drukte van belang. Een duwboot ploegt door het water met een bak hoog opgestapelde containers voor de boeg.
Het dreunende geluid van de zware dieselmotor echoot in mijn maag. Een eenzame zwaan deint op het golvende water. Krijsende meeuwen maken spectaculaire duikvluchten.
De kauw met de manke poot geniet van een achtergelaten restantje friet. De losse tak van een hoge boom kraakt en steunt onder haar eigen gewicht. Op de aanlegsteiger van de veerpont wachten, verdiept in hun telefoon, een stel fietsers.
Na onze gebruikelijke wandeling tot aan de picknicktafel en weer terug, beklimmen we de dijk. De hond dartelt kwiek naar boven.
Je zou niet zeggen dat hij de leeftijd der zeer sterken al bereikt heeft. Vanuit mijn ooghoek zie ik op het donkergroene transformatorhuisje op de dijk iets bewegen.
Een piepklein slakje worstelt zich omhoog. Zijn voelsprietjes staan fier overeind, zijn tere huisje is bijna doorzichtig. Een dun slijmspoortje verraadt de weg die het al aflegde. ‘Zet hem op jongen, je kan het!’, zeg ik tegen hem.
Als ik ’s middags dezelfde wandeling maak, kan ik niet nalaten te kijken hoe ver het slakje is gevorderd. Het slijmspoortje is slechts een kleine twintig centimeter langer geworden.
Nog geen vijf centimeter per uur. Ach gut… ‘Kruip toch recht omhoog jongen, schuin doe je er langer over’, fluister ik hem toe.
's-Avonds is hij nog niet veel verder. Bovendien regent het al een poosje. Slak schuilt weggedoken in zijn huisje, ik zie nog net een stukje voelspriet.
Opeens word ik me bewust van de metafoor in de tocht van dit slakje. We zijn allemaal onderweg. Vliegen en fladderen onrustig van hot naar her. En midden in ons jachtige leven is daar opeens dat slakje. Hij moet nog groeien, maar gaat vastberaden zijn eigen trage gang.
Natuurlijk is het heerlijk om te fladderen en te vlinderen. Echter een slakkengangetje is ook niet verkeerd. In slak's trage wandeling schuilt onnoemelijk veel slakkenkracht, doorzettingsvermogen en overgave.
Tja, ‘t is best fijn om zomaar weg te dromen in een fantasietje. Waarschijnlijk kruipt het beestje zonder doel omhoog want wat valt er te zoeken op het dak van een transformatorhuisje?
Misschien zouden wij wat minder moeten vlinderen en wat meer moeten slakken, gewoon om in balans te blijven.
Soms zit een wijze raad in een piepklein slakje.
Het dreunende geluid van de zware dieselmotor echoot in mijn maag. Een eenzame zwaan deint op het golvende water. Krijsende meeuwen maken spectaculaire duikvluchten.
De kauw met de manke poot geniet van een achtergelaten restantje friet. De losse tak van een hoge boom kraakt en steunt onder haar eigen gewicht. Op de aanlegsteiger van de veerpont wachten, verdiept in hun telefoon, een stel fietsers.
Na onze gebruikelijke wandeling tot aan de picknicktafel en weer terug, beklimmen we de dijk. De hond dartelt kwiek naar boven.
Je zou niet zeggen dat hij de leeftijd der zeer sterken al bereikt heeft. Vanuit mijn ooghoek zie ik op het donkergroene transformatorhuisje op de dijk iets bewegen.
Een piepklein slakje worstelt zich omhoog. Zijn voelsprietjes staan fier overeind, zijn tere huisje is bijna doorzichtig. Een dun slijmspoortje verraadt de weg die het al aflegde. ‘Zet hem op jongen, je kan het!’, zeg ik tegen hem.
Als ik ’s middags dezelfde wandeling maak, kan ik niet nalaten te kijken hoe ver het slakje is gevorderd. Het slijmspoortje is slechts een kleine twintig centimeter langer geworden.
Nog geen vijf centimeter per uur. Ach gut… ‘Kruip toch recht omhoog jongen, schuin doe je er langer over’, fluister ik hem toe.
's-Avonds is hij nog niet veel verder. Bovendien regent het al een poosje. Slak schuilt weggedoken in zijn huisje, ik zie nog net een stukje voelspriet.
Opeens word ik me bewust van de metafoor in de tocht van dit slakje. We zijn allemaal onderweg. Vliegen en fladderen onrustig van hot naar her. En midden in ons jachtige leven is daar opeens dat slakje. Hij moet nog groeien, maar gaat vastberaden zijn eigen trage gang.
Natuurlijk is het heerlijk om te fladderen en te vlinderen. Echter een slakkengangetje is ook niet verkeerd. In slak's trage wandeling schuilt onnoemelijk veel slakkenkracht, doorzettingsvermogen en overgave.
Tja, ‘t is best fijn om zomaar weg te dromen in een fantasietje. Waarschijnlijk kruipt het beestje zonder doel omhoog want wat valt er te zoeken op het dak van een transformatorhuisje?
Misschien zouden wij wat minder moeten vlinderen en wat meer moeten slakken, gewoon om in balans te blijven.
Soms zit een wijze raad in een piepklein slakje.