
Zéven Euro!
Hij, kaal, strak zwart T-shirt, gespierde armen vol tattoos, spijkerbroek met bouwvakkers decolleté. Zij, pikzwart geverfd ultra kort koppie, knalgroene bril, lange kleurige oorbellen tot op de schouders en een andersoortig tot de verbeelding sprekend decolleté.
Ze duwen samen een winkelwagen door een bekende woonwinkel. Een kollossale rieten lampenkap wankelt bovenop een stapel bontgekleurde kussens. Hun blikken spreken boekdelen. Duidelijk een stel dat zich mateloos aan elkaar irriteert.
Ze parkeren de wagen bij een rotan bankje. ‘Deze bedoel ik’. Zij begint een vurig pleidooi ten gunste van het bankje. Zo gezellig in de serre, zo helemaal jaren zestig, zo trendy, zo zus en zo… Hij ploft op een stoel naast het bankje en kijkt lijdzaam toe. Als ze eindelijk haar mond houdt, steekt hij van wal.
Ondertussen veins ik diepgaande belangstelling voor een poepkleurig poefje. Mijn oren wijd open.
Hij reageert met: ‘Wat jaren zestig… gewoon een stom bankje, dat is het. Rotan is klotemateriaal. Een zomer zon en het stuikt in elkaar. Je hebt er misschien twee jaar lol van and that’s it! wat moet je ermee?’
‘Ach man, je hebt totaal geen verstand van styling. Je hebt geen flauw idee wat er in die wereld speelt!’
Hij weer: ‘Nou, ik ben tenminste niet blind, kijk dan die prijs. Vijfhonderd euro voor zo’n gammel geval, een paar stokkies met touwchies als verbinding. Als de kat er een keer aan hangt, ziet het er niet meer uit! Het enige wat je betaalt zijn die stugge rotkussens. Je denkt toch niet dat ik daar een euro aan uitgeef!’.
Het geluidsniveau van het gesprek stijgt. Hij doet geen moeite meer om zijn frustratie binnenskamers te houden. ‘We lopen hier nu al een uur rond. Weet je nog waarom we hierheen gingen? We gingen ons o-riën-té- ren op een serrebankje. O-riën-té-ren! En dan wil jíj je zin doordrijven en naar huis gaan met zo’n kutbankje!’
Zij: ‘Man, steek dat bankje in dat gat van je waar het daglicht nooit komt. Ik kap er mee. Maar als we dan toch onze ergernis op tafel gooien. Wat ík niet begrijp is waarom jíj dat achterlijke kledinghaakje in de kar gooide.’
Hij: ‘Kledinghaakje. Mens, dat ding kost maar zeven euro. Waar maak je je druk om?’.
Zij: ‘Zéven euro, zé-ven euro, zé-ven euro voor zo’n rot haakje. Het gaat om het princípe, het prin-cí-pe, JÁ!’ Driftig loopt ze weg.
Ik ben benieuwd of de echtscheiding inmiddels is aangevraagd.
Ze duwen samen een winkelwagen door een bekende woonwinkel. Een kollossale rieten lampenkap wankelt bovenop een stapel bontgekleurde kussens. Hun blikken spreken boekdelen. Duidelijk een stel dat zich mateloos aan elkaar irriteert.
Ze parkeren de wagen bij een rotan bankje. ‘Deze bedoel ik’. Zij begint een vurig pleidooi ten gunste van het bankje. Zo gezellig in de serre, zo helemaal jaren zestig, zo trendy, zo zus en zo… Hij ploft op een stoel naast het bankje en kijkt lijdzaam toe. Als ze eindelijk haar mond houdt, steekt hij van wal.
Ondertussen veins ik diepgaande belangstelling voor een poepkleurig poefje. Mijn oren wijd open.
Hij reageert met: ‘Wat jaren zestig… gewoon een stom bankje, dat is het. Rotan is klotemateriaal. Een zomer zon en het stuikt in elkaar. Je hebt er misschien twee jaar lol van and that’s it! wat moet je ermee?’
‘Ach man, je hebt totaal geen verstand van styling. Je hebt geen flauw idee wat er in die wereld speelt!’
Hij weer: ‘Nou, ik ben tenminste niet blind, kijk dan die prijs. Vijfhonderd euro voor zo’n gammel geval, een paar stokkies met touwchies als verbinding. Als de kat er een keer aan hangt, ziet het er niet meer uit! Het enige wat je betaalt zijn die stugge rotkussens. Je denkt toch niet dat ik daar een euro aan uitgeef!’.
Het geluidsniveau van het gesprek stijgt. Hij doet geen moeite meer om zijn frustratie binnenskamers te houden. ‘We lopen hier nu al een uur rond. Weet je nog waarom we hierheen gingen? We gingen ons o-riën-té- ren op een serrebankje. O-riën-té-ren! En dan wil jíj je zin doordrijven en naar huis gaan met zo’n kutbankje!’
Zij: ‘Man, steek dat bankje in dat gat van je waar het daglicht nooit komt. Ik kap er mee. Maar als we dan toch onze ergernis op tafel gooien. Wat ík niet begrijp is waarom jíj dat achterlijke kledinghaakje in de kar gooide.’
Hij: ‘Kledinghaakje. Mens, dat ding kost maar zeven euro. Waar maak je je druk om?’.
Zij: ‘Zéven euro, zé-ven euro, zé-ven euro voor zo’n rot haakje. Het gaat om het princípe, het prin-cí-pe, JÁ!’ Driftig loopt ze weg.
Ik ben benieuwd of de echtscheiding inmiddels is aangevraagd.